Compensatie CO2-uitstoot binnenkort in eigen land?

30.06.2021

Heel wat voedingsbedrijven investeren al jaren om hun koolstofuitstoot tot een minimum te herleiden. Maar aangezien Europa de koolstofuitstoot tegen 2050 tot nul wil reduceren, komt het er nu op aan om ook de restuitstoot te compenseren. Momenteel vinden de meeste CO2-compensatie projecten in het buitenland plaats. Om ons voedingssysteem nog duurzamer te maken wil Fevia nu ook een lokale koolstofcompensatie aanmoedigen en daarvoor samen met overheden een lokaal referentiesysteem uitwerken.

Compensatie CO2-uitstoot binnenkort in eigen land?

In het kader van de akkoorden van Parijs, heeft de Europese Unie zich twee doelstellingen opgelegd: een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met minstens 55% tegen 2030, tegenover 1990. En CO2-neutraliteit tegen 2050. België heeft zijn uitstoot reeds met bijna 20% verminderd tussen 1990 en 2019, maar dit volstaat dus niet. Om bij te dragen tot deze ambitieuze klimaatdoelstellingen, moeten bedrijven dus alles op alles zetten om hun CO2-uitstoot te verminderen. 

Maar als een bedrijf reeds alle mogelijke acties gepland heeft om zijn uitstoot te doen afnemen, blijven er vaak nog niet of moeilijk te vermijden emissies over, de zogenaamde restuitstoot. Voor een voedingsbedrijf zijn dit momenteel meestal emissies als gevolg van het gebruik van aardgas. En het is voor dit type uitstoot, dat een koolstofcompensatiemechanisme op touw gezet werd. 

Wij spraken Ann Nachtergaele, milieu en energie directrice bij Fevia, over de impact van koolstofcompensatie op de voedselketen en Thomas Ansotte, stagiair bij Fevia, die Fevia hielp om mogelijke oplossingen uit te werken.

Waar gaat het om binnen de voedingsindustrie?

Voor Ann Nachtergaele, milieu en energiedirectrice bij Fevia, biedt de koolstofcompensatie opportuniteiten: “Het is onvermijdelijk dat bedrijven de keuze hebben tussen verschillende koolstofcompensatie systemen. In functie van het budget en van de waardeketen, zullen ze willen investeren in een project dat voor hen zinvol is. Welnu, de koolstofcompensatie gebeurt momenteel enkel in het buitenland. Door koolstofcompensatie in eigen land mogelijk te maken, kunnen we de relatie van het Belgische bedrijf met zijn lokale waardeketen in de verf zetten, wat bijdraagt tot het behoud van kwalitatief hoogwaardige en levensvatbare landbouw in België.”  

Wat doen voedingsbedrijven nu al concreet?  

Thomas: “Momenteel vinden de koolstofcompensatie projecten vooral in het buitenland plaats, in ontwikkelingslanden. Zo zijn er bedrijven die investeren in de ontwikkeling van projecten rond landwinning, herbebossing, boren naar en toegang tot drinkwater, verbeterde kooktoestellen die geen hout verbruiken maar wel elektriciteit opwekken, enzovoort. Projecten dus die de klimaatopwarming en het verlies aan biodiversiteit tegengaan, met bijkomende voordelen voor de lokale bevolking.” 

Bekijk op food.be snacks voorbeelden van bedrijfsinitiatieven qua koolstofcompensatie.
Java Koffie slaat groene weg in

Waarom bestaan deze projecten in het buitenland en niet bij ons? 

Thomas: “Eén van de redenen is dat de prijs van één ton koolstof aanzienlijk goedkoper is in het buitenland. Een andere reden is dat dit type compensatie binnen een internationaal duidelijk en gecontroleerd kader past. Nochtans zijn bepaalde spelers op de Belgische markt het erover eens dat het interessant kan worden lokaal te compenseren, in de streek waar je bedrijf gevestigd is, in plaats van internationaal.” 

Koolstofcompensatie voor dummies

Koolstofcompensatie is een mechanisme dat bedrijven (of staten) toelaat om de impact van één ton koolstofuitstoot te compenseren of neutraliseren door opslag- of reductieprojecten van één ton koolstof elders te financieren. Iedere ton vermeden CO2 wordt gecertificeerd in een « koolstofkrediet ». Bedrijven kunnen die aankopen om neutraal te worden. Ze moeten daarvoor eerst hun niet-samendrukbare uitstoot meten, dus de uitstoot die ze zelf niet heeft kunnen verminderen. Vervolgens kunnen ze ter compensatie elders reductie- of opslagprojecten financieren. Op die manier hebben ze netto geen CO2-emissies meer en kunnen ze een « CO2-neutraal label » krijgen.

Waarom is dat dan voordeliger?

Thomas: “Een compensatieproject moet duurzaam zijn en de blijvende effecten van de reducties garanderen. Door lokaal te werk te gaan, beheer je beter de juistheid van de vermindering en de vermeden emissies. Je kunt het project beter opvolgen en dat komt de duurzaamheid ten goede. Lokale projecten dragen ook bij tot de overgang naar een duurzamer voedingssysteem. De buitenlandse projecten blijven wel onontbeerlijk wanneer lokale projecten niet volstaan om aan de vraag te voldoen.” 

Ann: “Veel bedrijven willen hun uitstoot op lokaal niveau compenseren om een ecologische of sociale impact te verkrijgen die dichter bij hun activiteiten ligt. Dat is ook voordeliger voor de plaatselijke overheden. Bovendien kunnen bedrijven die in lokale projecten investeren zich ook beter onderscheiden. Precies om deze redenen wil Fevia de piste van een lokaal CO2-compensatiesysteem onderzoeken. Dat heeft echt wel zin.”  

Wat zijn de mogelijkheden bij ons?

Thomas: “Er is bijvoorbeeld nog veel potentieel qua koolstofopslag in de Belgische landbouwgronden. De landbouwsector kan dienstdoen als koolstofput voor de voedingsindustrie. Door meer broeikasgassen te absorberen dan ze uitstoot kan de landbouw zelfs een negatief emissiesaldo opleveren. Het is dus interessant voor de voedingsindustrie om projecten die het koolstofgehalte in de bodem verhogen te lanceren en te ondersteunen. Dat zal helpen om ook om in de toekomst over voldoende kwaliteitsgrondstoffen te beschikken. Een landbouwer heeft meerdere mogelijkheden tot koolstofopslag: boslandbouw, regeneratieve landbouw, grasland, andere teelten, enzovoort.” 

Ann: “Ook andere compensatieprojecten die bijdragen aan CO2 vermindering in de keten kunnen hier in België tot stand komen. Denk maar aan een ander logistiek systeem, vermindering van voedselverspilling bij de consument of ontwikkeling van hernieuwbare energie bij de boerderij.”

Wat houdt de ontwikkeling van lokale projecten voor koolstofcompensatie dan echt tegen?

Thomas: « In België bestaat er geen vrijwillig certificatiekader. We missen dus een referentiesysteem om te meten hoeveel CO2 ton er lokaal minder is. We moeten vaststellen dat er geen transparantie is qua reductieprojecten, een gevolg van de talrijke certificatiemethodes en -procedures. Dan bestaat het risico dat we koolstofkredieten van slechte kwaliteit kennen of dat die dubbel geteld worden.”   

Heb je oplossingen gevonden?

Thomas: “Het zou interessant kunnen zijn een Belgisch referentiesysteem te ontwikkelen. Zo zou men een kader kunnen scheppen voor de ontwikkeling van een vrijwillige koolstofmarkt in België. Daarvoor moeten er methodes komen om de compensatie te bepalen die men aan de bedrijven toewijst, bijvoorbeeld om dubbeltelling te vermijden. Hiervoor zouden we ons kunnen baseren op het Label ‘laag koolstofgehalte’, zoals dat Frankrijk bestaat. Het is sowieso belangrijk om dat we onze aanpak gelijkloopt met vergelijkbare initiatieven in andere landen.”

Wat kan Fevia, als stem van de voedingssector, hiertoe ondernemen? 

Ann: “Fevia kan een dergelijk referentiesysteem niet alleen ontwikkelen. Dit moet nationaal gebeuren, in samenwerking met overheidsinstanties en stakeholders. De gesprekken zijn al aan de gang. Je hoeft ook niet alles uit te vinden. Maar als federatie zouden wij zo’n systeem kunnen co-creëren, samen met de overheden. We kunnen concrete voorstellen doen om aan te zetten tot handelen en te tonen dat de sector enthousiast is om een vrijwillige markt te ontwikkelen.” 

Thomas: “Om deze voorstellen te ontwikkelen is het interessant, denk ik, om een werkgroep op te richten, waarbij meerdere federaties, initiatieven en bedrijven kunnen samenwerken om ieders verwachtingen te bekijken en voorstellen in functie daarvan op te maken. Er bestaan al enkele initiatieven, zoals Farming4Climate of PlantC. Spelers die actief zijn in internationale koolstofcompensatie denken er ook aan een Belgisch systeem op te zetten en ook de Boerenbond overweegt dit. Voedingsbedrijven denken er ook over na. De wil is er. Nu enkel nog aan de slag gaan!” 

Het werk dat Thomas Ansotte deed tijdens zijn stage legt de basis van een nieuw actiegebied bij Fevia. De lokale koolstofcompensatie in de voedselketen wordt een belangrijk dossier. Wil je dit onderwerp bespreken? Neem dan contact op met Tom Quintelier