Diepvriesgroentjes: vriesvers en recht van het veld

04.03.2021

Wij Belgen eten nog onvoldoende groenten en dat terwijl onze Belgische groenteverwerkers jaarlijks ongeveer 1 miljoen ton groenten verwerken tot diepvriesproducten. Van bloemkolen tot prei, bonen, sluitkolen, erwten en wortelen: in een mum van tijd gaan ze van het veld naar de fabriek waar ze al hun vitaminen optimaal behouden. Vriesvers heet dat dan terecht! Nele Cattoor, algemeen secretaris bij Vegebe, de federatie van de Belgische groenteverwerking, vertelt ons alles over een boeiende sector die liefst 3000 talenten tewerkstelt.

Nele, waarom moeten we ook kiezen voor diepvries- en conservengroenten?

“Onze groenteverwerkers werken met zeer lokale producten die ze vanop het veld zo snel mogelijk verwerken tot diepvries, of conserven. “Vriesvers” betekent dat we al het goede van de groenten optimaal bewaren. Diepvriesgroenten zijn minstens even vers als verse groenten en het is belangrijk dat de consument dat weet. De Belg eet nog te weinig groenten en diepvries- en blikgroenten kunnen dus ook helpen om onze dagelijkse aanbevolen portie van 300 gram binnen te krijgen.”

De voordelen van verwerkte groenten zijn dus nog te weinig gekend?

“Met de coronacrisis zijn er veel scholen die geen warm eten meer aanbieden. Voor veel consumenten is het een uitdaging om ‘s avonds groenten klaar te maken. Diepvriesgroenten of groenten uit blik komen hier dan zeker van pas. Ze zijn bovendien makkelijk klaar te maken. Je hoeft ze niet te schillen, te versnijden of te wassen, en zo bespaar je ook tijd en water.

En je hebt ook veel minder voedselverspilling. Neem bijvoorbeeld bloemkool: te kleine roosjes worden in de fabriek versneden tot bloemkoolrijst. Het gaat erom producten die je anders zou weggooien een veel hogere waarde te geven.”

En dat vergt dus veel innovatie vanuit de sector?

“De sector van groenteverwerkers is enorm innovatief. Dan spreek ik niet enkel van de producten die op de markt komen, zoals nieuwe mengelingen van groentjes of innovaties zoals stukjes rode biet die je kan bakken als spek. Er is ook veel innovatie in de productie zelf. Onze productielijnen zijn bijna volledig automatisch en uitgerust met slimme camera’s. Spinazie wordt bijvoorbeeld aan een hoge snelheid omhoog geblazen zodanig dat elk blaadje kan bekeken worden.

Geen enkele lijn komt uit een boekje. Iedereen kijkt naar zijn lijnen om ze zo nodig te kunnen bijstellen. Alles wordt zo optimaal mogelijk afgestemd om een zo goed mogelijk product met een hoge efficiëntie te produceren. Er zijn ook automatische vullers van vrachtwagens, automatische vrieshuizen, enzovoort.”

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen?

“De Europese Green Deal is zonder twijfel de grootste uitdaging die op ons afkomt. Maar tegelijk biedt die voor onze sector ook opportuniteiten. Denk bijvoorbeeld aan de evolutie naar een plant-based diet. Wij zijn als sector perfect geplaatst om daarop in spelen. Het komt erop aan om onze groenten aan te bieden met een zo hoog mogelijke energie-efficiëntie en zo laag mogelijk waterverbruik. Onze bedrijven zetten al hard in op water en gaan dat nog meer moeten doen in de toekomst.”

Waarom is water voor jullie een uitdaging?

“Water is schaars en elke eenheid water die je kan hergebruiken is er één die je niet moet aankopen en die je voor iets anders kan gebruiken. Water kan je helaas ook niet oneindig hergebruiken. Professor Boudewijn Meesschaert spreekt over de “wet van behoud van ellende”: als je water zuivert moeten de onzuiverheden ergens naartoe. Wat moet je doen met het slib dat je genereert? Moet je naar een verwerkingsinstallatie of is het geschikt als een bron voor alternatieve meststof voor de landbouw? Allemaal vragen waarmee je moet rekening houden.”

Meer weten over hoe je waterverbruik kan verminderen? Raadpleeg de brochure van Fevia Vlaanderen: klik hier

De aanhoudende droogteperiodes helpen zeker ook niet?

“Uiteraard. Groenten zoals erwten en bonen die maar 1,5 tot 3 maand op het veld staan, hebben meer behoefte aan beschikbaarheid van water tijdens het groeiseizoen. Teelten met een langere groeiperiode zoals spruitkool, prei en knolselder en bij aardappelen kunnen nog recupereren in het najaar (indien er dan regen valt). Als het op dat moment droog is en er is een captatieverbod of een irrigatieverbod, dan kan de teler zijn groenten verliezen, kan hij niet verkopen aan zijn klanten maar blijft hij wel met de kosten opgescheept. Het is ook problematisch voor de fabriek die geen groenten heeft om te verwerken waardoor lijnen zouden stil staan.”

Wat zijn dan de opties?

“Als teelten mislukken heeft dat verstrekkende economische gevolgen. Omdat er contracten lopen met die telers kan je ook niet zomaar groenten bij anderen gaan kopen. Vandaar dat wij sterk inzetten op waterhergebruik, water dat naar de landbouw zou kunnen gaan, en telers aanmoedigen om zelf een waterbuffer aan te leggen om genoeg water te hebben als ze dat nodig hebben.

Voor teelten die meer gevoelig zijn voor droogte moeten we soms kijken naar velden in Frankrijk of Nederland waar irrigatie mogelijk is. Groenteverwerkers hebben agronomische diensten die met de boeren de teelten intensief opvolgen. Die werken dus heel nauw samen met de telers.”

Jullie hebben duidelijk een sterke band met de landbouwers

“Alles begint op het veld. De reguleringen waarmee de landbouwers in aanraking komen zijn complex. Omdat wij heel dicht staan bij de landbouwers heeft dat ook een impact op ons. Wij proberen daarom heel goed samen te werken, onder andere met het Algemeen Boerensyndicaat (ABS), de Boerenbond en de FWA in Wallonië. Als primaire verwerkers, die direct afnemen van de landbouw kunnen we alleen maar onderling samenwerken.

We werken ook samen met de aardappelverwerkers en meestal nemen we af van dezelfde boeren. We willen vermijden dat de boeren keuzes moeten maken in het irrigeren van hun teelten. We gaan ervan uit dat de boer voldoende water moet hebben voor al zijn teelten om zijn inkomen te hebben. We willen niet dat er nog meer boeren afhaken.”

Is dat dan een reëel risico?

“Zeker. Het aantal landbouwbedrijven in de Belgische landbouwsector neemt structureel af. Dit gaat gepaard met een concentratie van gronden en productiemethodes.

De gemiddelde leeftijd van een boer is boven de vijftig jaar. Er zijn spijtig genoeg heel weinig nieuwe jonge boeren die boerderijen overnemen. Het aantal telers neemt jaar na jaar af. De telers die er zijn worden zo goed mogelijk verzorgd om een duurzame relatie mee op te bouwen. Zo proberen we te vermijden dat ze afhaken.”

Je had het al over de Green Deal, maar zie je nog andere uitdagingen?

“Ja, we moeten het aandeel bio opkrikken en de helft minder gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Maar de moeilijkheid is dat er weinig alternatieven voorhanden zijn. IPM – Integrated Pest Management – kan boeren wel helpen om duurzamer om te springen met hun gewasbeschermingsmiddelen. Maar als alle beschermingsmiddelen moeten verdwijnen dan zal de sector toch tijd nodig hebben om zich aan te passen.

Omschakelen naar nieuwe variëteiten is een andere uitdaging. Denk bijvoorbeeld aan bloemkool die minder water nodig heeft. Je moet ten eerste genoeg zaad hebben om de omschakeling te doen. Maar de vraag is ook als de consument die water-efficiëntere variëteit nog altijd lekker vindt. Er is dus veel nood aan onderzoek, maar dat vergt tijd.”

Zie je bepaalde evoluties binnen de sector?

“België is eigenlijk een zeer kleine markt ten opzichte van wat we uitvoeren. De gemiddelde Belg eet maar 3,5 kilogram diepvriesgroenten per jaar en dat zou gerust meer mogen zijn. 90% van wat we verwerken gaat naar andere landen: vooral buurlanden zoals Frankrijk, Duitsland en Engeland, maar ook naar de Verenigde Staten, waar spruiten zeer populair zijn.

Daarnaast is ook het Midden-Oosten een opkomende markt. We zien bijvoorbeeld dat bloemkool- en broccolirijst populair worden en zo ook bij ons de lust kunnen stimuleren om meer groenten te gaan eten. Mengelingen vallen ook in de smaak, zoals combinaties van groentjes en aardappeltjes.”

Hoe zie je de sector verder groeien?

“We volgen vandaag al teelten met drones en satellieten. Maar we zouden data kunnen generen op het veld, bijvoorbeeld om de hardheid van erwtjes te kennen, waarvoor we dan in de fabriek de blancheertijd kunnen aanpassen. Vandaag is er al veel automatisatie en robotisatie in onze fabrieken. Nu is onze droom dat die robotisatie verder kan gebeuren op het veld.”