Waalse voedingsindustrie speelt een leidersrol inzake energie-efficiëntie en vermindering van CO2-uitstoot

01.10.2020

In het kader van de “accord de branche” engageren 68 Waalse voedingsbedrijven zich om samen 2 sectorale objectieven te bereiken tegen 2023:  een vermindering van de CO2-uitstoot met 27,8 %, een doelstelling die reeds bereikt wordt, en het verbeteren van de energie-efficiëntie met 22,5%, een doelstelling die reeds voor 95% bereikt is.  De jaarlijkse evaluatie van deze engagementen toont aan dat de Waalse voedingsindustrie op de goede weg is en dat de bedrijven, waaronder een groot aantal kmo's, aanzienlijk meer maatregelen nemen dan initieel bepaald. Voor Fevia Wallonie is het essentieel om de concurrentiekracht van de Waalse bedrijven te blijven ondersteunen om de inspanningen verder te kunnen zetten.

De resultaten tonen aan dat de sector op de goede weg is

Sinds het begin van de jaren 2000 is energieverbruik één van de belangrijkste aandachtspunten van de voedingsbedrijven. Via sectorakkoorden of “accords de branche » engageren de meest energie-intensieve bedrijven zich op vrijwillige basis om hun energie-efficiëntie te verbeteren en hun CO2-uitstoot te verminderen. Eind 2019 hebben 68 grote, kleine en middelgrote bedrijven zich achter dit initiatief geschaard. Dit vertegenwoordigt 80% van het sectorverbruik. 

Om de huidige akkoorden tot 2023 te verlengen, werden nieuwe sectorspecifieke doelstellingen vastgelegd:

  • Een verbetering van de sectorgebonden energie-efficiëntie van 22,5% tussen 2005 en 2023.  Dit betekent concreet dat voor de productie van één ton voedingsproducten, de sector 22,5% minder energie zal verbruiken;
  • Een vermindering van de specifieke CO2-emissies op sectoraal niveau van 27,8% tussen 2005 en 2023.  Concreet betekent dit dat wanneer een bedrijf een ton voedingsproducten produceert, het gemiddeld 27,8% minder CO2 zal uitstoten.  

Het grote aantal bedrijven, waaronder veel kleine en middelgrote ondernemingen die aan de “accord de branche” deelnemen, toont aan dat voor de voedingsindustrie energie-efficiëntie en vermindering van CO2-uitstoot zeer belangrijk zijn. De resultaten van 2019 bewijzen dit ook. Ondanks de verhoging van de doelstellingen voor 2023 is de CO2-doelstelling reeds bereikt. En voor de energie-efficiëntie is reeds 95% van het traject afgelegd. Dit betekent dat de voedingsbedrijven aanzienlijk meer maatregelen nemen dan oorspronkelijk gepland was.

Elk jaar investeren voedingsbedrijven gemiddeld minstens 9 miljoen euro in energiebesparende maatregelen (zoals warmterecuperatie, warmtekrachtkoppelingsinstallaties, relighting, vermindering van persluchtlekken of isolatie) en in de productie van hernieuwbare energie (zoals in fotovoltaïsche installaties of warmtepompen).

Sectorakkoorden: tussen rechten en plichten

De "sectorakkoorden" zijn contracten die de Waalse overheid samen met de industriële sectoren opstellen, op vrijwillige basis. Fevia vertegenwoordigt hier 68 van onze meest energie-intensieve Waalse voedingsbedrijven. Met dit contract verbinden die bedrijven zich ertoe hun energie-efficiëntie te verbeteren en hun CO2-uitstoot binnen een bepaalde termijn te verminderen.

Dit soort overeenkomsten hebben aanzienlijke voordelen voor zowel bedrijven als regionale overheden. Enerzijds profiteren bedrijven van financiële en administratieve voordelen die hen in staat stellen hun energie-efficiëntie en dus hun concurrentievermogen te verbeteren. Anderzijds zijn de overheden verzekerd van een aanzienlijke en objectief gemeten inspanning om het energieverbruik en de CO2-uitstoot van de industrie te verminderen.

Na een eerste overeenkomst, voor de periode 2003 tot eind 2013, ondertekenden Fevia Wallonië en de Waalse regering een nieuw sectorakkoord van de tweede generatie 2012-2020. In eerste instantie nemen 50 voedingsbedrijven deel aan het sectorakkoord en verbinden zij zich ertoe bij te dragen aan de sectorale doelstelling om de energie-efficiëntie-indexen (EEA) en de specifieke CO2-emissies (ACO2) te verbeteren. Om het Waals Gewest en de federaties in staat te stellen om rustig na te denken over een nieuwe generatie van de sectorale akkoorden voor 2030, besliste men bijgevolg om deze akkoorden te verlengen tot 2023.

Het behoud van het concurrentievermogen in ruil voor inspanningen

In ruil voor hun dagelijkse inspanningen om het energieverbruik terug te dringen, ontvangen voedingsbedrijven een bepaalde financiële compensatie. Onder meer een vermindering van de bijdrage van de groenestroomcertificaten en de Elia toeslag. Deze verminderingen zijn essentieel voor het behoud van het concurrentievermogen van de voedingsbedrijven. Zelfs met deze financiële toegevingen behoren de energieprijzen van de Waalse bedrijven nog steeds tot de hoogste, in tegenstelling tot deze van de buurlanden en de twee andere gewesten. Dat blijkt uit een recente studie van de CREG, de reguleringscommissie voor elektriciteit en gas. Zonder deze financiële compensaties kan het concurrentievermogen van de Waalse bedrijven dan ook ernstig  onder druk komen te staan.

De afgelopen jaren heeft Europa echter strenge regels opgelegd op het gebied van de financiële compensatie van de energiekosten. Het behoud van het concurrentievermogen in ruil voor aanzienlijke inspanningen op het gebied van efficiëntie en CO2 blijkt echter een grote uitdaging te zijn. Volgens Europa kan daarom slechts een beperkt aantal sectoren nog van dit voordeel gebruik maken. Dit betekent dat, voor veel bedrijven, waaronder veel bedrijven in de voedingssector, dit niet meer haalbaar is. De impact op hun energiefactuur is dan ook enorm. Laten we echter niet vergeten dat deze hoge energiekosten grotendeels te wijten zijn aan politieke keuzes. De fotovoltaïsche bubbel is hiervan het bewijs. Daarom mogen Waalse bedrijven niet het slachtoffer worden van deze maatregelen.

Het is een feit dat een sectorakkoord toegevoegde waarde genereert. Daarom moeten we  dit systeem in de toekomst  consolideren. Dit kan helaas alleen maar als er sprake is van een goed evenwicht tussen plichten en voordelen. Als dit niet het geval is, zal er een ander systeem moeten worden gevonden om het concurrentievermogen van de Waalse bedrijven veilig te stellen.