(Kleine) energie-intensieve bedrijven betalen meer in België

18.04.2017

De CREG publiceerde vorige week een update van de studie uit 2016 die de energieprijzen in België vergelijkt met enkele buurlanden. De conclusies van de updatestudie zijn zo goed als dezelfde als vorig jaar. Elektro-intensieve bedrijven, ongeacht hun verbruik, hebben een competitief nadeel ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten. De studie bevestigt dus nogmaals het standpunt van FEVIA dat aandacht vraagt voor de energiekosten van kleine energie-intensieve bedrijven.

Verder zien we dat niet elektro-intensieve voedingsbedrijven in België hun elektriciteit minder duur betalen dan in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Deze bedrijven betalen in Frankrijk ongeveer dezelfde prijs voor hun elektriciteit. In Nederland zouden ze veel minder betalen. De studie toont ook aan dat in het algemeen de situatie voor Belgische bedrijven slechter is geworden ten opzichte van vorig jaar.

Energieprijzen vergelijken met de buurlanden is geen eenvoudige opdracht omdat de energiefactuur zich niet meer beperkt tot de zuivere energiekosten. Zo hebben in België ruim een derde van de totale kosten enkel onrechtstreeks een link met de elektriciteitsfactuur. Dit zijn de zogenaamde meerkosten. Kosten omwille van openbare dienstverplichtingen (sociale en ecologische verplichtingen) , ondersteuning van hernieuwbare energie,… . FEVIA vraagt al langer om deze kosten niet via de energiefactuur te betalen maar via de algemene middelen. Gelukkig bestaan er verschillende vrijstellingsmechanismen om de meerkosten toch enigszins beheersbaar te houden maar deze houden enkel rekening met het totale verbruik en niet met de energie-intensiviteit. Met andere woorden: het algemene principe is het volgende:  hoe meer een bedrijf verbruikt, hoe minder het moeten betalen per KWh. De voordelen gaan dus vooral naar de grote bedrijven en niet naar de kleinere energie-intensieve bedrijven zoals er veel zijn in de voedingsindustrie. Een bedrijf wordt als energie-intensief beschouwd wanneer de kost van energieproducten en elektriciteit ten minste 3,0 % van de productiewaarde uitmaakt. Dit ongeacht de hoeveelheid energie die verbruikt wordt.

4 profielen voor elektriciteit

De studie onderzocht, net zoals in 2016, 4 profielen voor elektriciteit (10 GWh, 25 GWh, 100 GWh en 500 GWh) en 2 profielen voor aardgas (100 GWh en 2,5 TWh).

De elektriciteitsprijzen worden opgedeeld in 3 componenten, de commodity, de netwerkkosten en meerkosten. In de profielen met een consumptie van 10 GWh of 25 GWH, waar de meeste voedingsbedrijven onder vallen zien we een verhoging van de 3 componenten ten opzichte van 2016. De verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië blijven, waarbij de elektriciteitskost hoger is in Wallonië maar minder uitgesproken dan in 2016 door de invoering van de Vlaamse energieheffing. Zowel in Vlaanderen als in Wallonie betalen, gemiddeld gezien, de voedingsbedrijven meer voor hun elektriciteit dan de andere industriële takken in België. Dit komt omdat de meeste voedingsbedrijven vooral een consumptie tussen de 10 en 25 GWh hebben en minder kunnen niet genieten van de degressiviteitsmechanismen.

Voor wat betreft aardgas is België concurrentieel met de buurlanden.  

Concurrentie met de Buurlanden

Nederland en het Verenigd koninkrijk

Nederland heeft voor alle profielen, elektro-intensief of niet, de laagste elektriciteitskosten van de onderzochte buurlanden. Belgische bedrijven hebben dus een concurrentieel nadeel ten opzichte van hun Nederlandse concurrenten. Nederland is na Frankrijk de grootste afzetmarkt voor Belgische bedrijven waardoor het nadeel wordt versterkt.

In vergelijking met het Verenigd Koninkrijk (VK) betalen alle Belgische bedrijven minder. De elektriciteitsprijs in het VK is, als enige van de buurlanden, gedaald ten opzichte van 2016 voornamelijk te wijten aan wisselkoerseffecten.

Frankrijk

Voor niet elektro-intensieve bedrijven had Vlaanderen in 2016 lagere elektriciteitsprijzen dan Frankrijk. Door onder meer de Vlaamse energieheffing is dit voordeel in 2017 zo goed als onbestaande. De elektriciteit in Wallonië was en blijft duurder dan in Frankrijk. Brussel heeft gelijkaardige elektriciteitsprijzen.

De elektro-intensieve bedrijven betalen in Frankrijk minder voor hun elektriciteit. Dit dankzij de “contribution au service public d’électricité” waardoor elektro-intensieve bedrijven grote reducties op hun elektriciteitskosten krijgen.

Aangezien Frankrijk de grootste afzetmarkt is, is het wegwerken van de kostenkloof belangrijk.

Duitsland

Voor niet elektro-intensieve bedrijven zijn de elektriciteitsprijzen voor de profielen 10 Gwh en 25 Gwh tot 80 % hoger dan in België. Dit is gigantisch veel en komt door de EEG-Umlage waardoor de bedrijven die niet aan strenge criteria voldoen een extra kost (meerkost) van 68,8 €/MWh moeten betalen.  Elektro-intensieve bedrijven daarentegen betalen dan weer maar een meerkost van 1 €/MWh waardoor ze een duidelijk voordeel hebben. Een voordeel dat nog sterker naar voor komt voor de bedrijven die 100 en 500 Gwh verbruiken, dus de zeer grote verbruikers die niet in voedingsindustrie zitten.

Op basis van deze studie zal FEVIA de belangen van de voedingsbedrijven electro-intensief of niet, verder verdedigen.