Een vet- en suikertaks is een schijnoplossing (zeker als hij niet werkt)

07.08.2015

In een opmerkelijk opiniestuk op Knack.be beschrijft Andreas Tirez een vet- en suikertaks als een belasting die altijd werkt, zélfs als hij niet werkt. Een vet- en suikertaks is vanuit economisch oogpunt “zowat de heilige graal”, aldus Tirez. Volgens Fevia (Federatie voedingsindustrie) kan je de positieve effecten van de vet- en suikertaks inderdaad vergelijken met de heilige graal: een legende die niets vandoen heeft met de realiteit. Integendeel, de vet- en suikertaks draagt niet bij aan een evenwichtiger voedingspatroon, zal jobs uit ons land doen verdwijnen en raken vooral de lagere inkomens. Een meer doordachte oplossing is om in te zetten op een echt gezondheidsbeleid, waarbij alle actoren samenwerken en een serieus probleem als obesitas op een serieuze manier aanpakken.

Volgens Andreas Tirez werkt een vet- en suikerbelasting altijd. Zijn redenering gaat als volgt: als de consument na het invoeren van een gezondheidstaks toch dezelfde producten blijft kopen is het “welvaartsverlies” vanuit “economisch standpunt” minimaal. Als hij zijn gedrag wel aanpast door de taks dan staat tegenover een groter “welvaartsverlies” een winst qua gezondheid. Een gezondheidstaks werkt dus altijd. 

Klinkt logisch toch? Alleen is de realiteit een stuk genuanceerder. De redenering van Tirez gaat dan ook op twee punten flink uit de bocht. Door “minimaal welvaartsverlies” en “minimale gedragsveranderingen” simpelweg gelijk te schakelen negeert hij de bredere maatschappelijke gevolgen van een gezondheidstaks “die niet werkt”. Bovendien lijkt hij blind voor de perverse gedragsveranderingen die weldegelijk optreden bij het invoeren van een gezondheidstaks in een kleine en open economie als de Belgische.

Rechtvaardigheid versus efficiëntie

Ten eerste is een “minimaal welvaartsverlies” gelijkstellen aan een “minimale gedragsverandering” wel erg kort door de bocht. Een belasting wordt nooit enkel ingevoerd omdat ze vanuit economisch perspectief tot “minimale welvaartsverliezen” leidt. En gelukkig maar ook. Anders zou je bijvoorbeeld een belasting op basis van pakweg lichaamslengte kunnen rechtvaardigen. Na het invoeren van de belasting zal niemand zomaar groter of kleiner worden. De gedragsverandering is dus nul. Ziedaar: een belasting die vanuit economisch perspectief perfect “efficiënt” is. Bij het heffen van een belasting kijkt men gelukkig ook steeds naar de maatschappelijke en sociale impact van de heffing. Een belasting die bepaalde bevolkingsgroepen of inkomenscategorieën disproportioneel zwaar treft, kan economisch gezien weliswaar “efficiënt” zijn, maar maatschappelijk onaanvaardbaar. 

Economen hebben de neiging om over elk onderwerp sterk van mening te verschillen, maar wat gezondheidstaksen betreft lijken alle economische studies het over één punt eens te zijn: ze zijn extreem regressief en treffen dus vooral de laagste inkomens. Mensen met een laag inkomen worden door een taks op voeding zwaarder getroffen omdat zij een groter deel van hun inkomen aan voeding uitgeven. Een onevenwichtig voedingspatroon gelinkt aan onvoldoende beweging komt ook veel vaker voor bij mensen in een sociaaleconomisch moeilijke situatie. Daar komt bovenop dat deze bevolkingsgroep er minder in slaagt om na het invoeren van een gezondheidstaks plots over te schakelen naar een meer gevarieerde voeding. 

De “gedragsverandering” na het invoeren van een gezondheidstaks is daarom ook net bij de sociaal zwaksten minimaal. Sommige studies wijzen zelfs op een toename van het aandeel van vet- en/of suikerrijk eten in het dieet van de sociaal zwaksten na het invoeren vaan een gezondheidstaks (omdat deze mensen besparen op “gezonde” producten om hun voedingspatroon ongewijzigd te laten). Volgens Tirez zou dit allemaal ongetwijfeld een bewijs zijn dat een gezondheidstaks enorm “efficiënt” is, zeker bij deze bevolkingsgroep. De meeste mensen zouden echter concluderen dat dit gewoon een extreem asociale maatregel is die mensen die het al moeilijk hebben nog dieper in de miserie duwt.

Boemerangeffect 

Denken dat een gezondheidstaks geen gedragsveranderingen zal veroorzaken lijkt behoorlijk naïef. Alleen zouden die wel eens anders kunnen uitvallen dan gedacht in vorm van een toename van het grensshoppen en perverse substitutie-effecten. De gezondheidstaks zou wel eens een boemerangeffect kunnen hebben: minder jobs in België zonder dat onze gezondheid er effectief op vooruit gaat.

Na de invoering van de fameuze “vettaks” in Denemarken kwam “the economist” tot de conclusie dat 48% van de Denen over de grens, vooral in Duitsland, gingen schoppen. De belasting werd dan ook na een jaar onder luid applaus afgevoerd. Te denken dat België, waar 80% van de bevolking op minder 50 kilometer van een grens woont, hiervoor immuun is lijkt op z’n minst naïef te noemen. 

Nadat in 2004 de verpakkingstaks voor water en frisdranken werd ingevoerd is het grensshoppen per jaar met 6% gestegen. Tot groot jolijt van de Franse warenhuisketens die vandaag reeds massaal adverteren in ons land, maar ten nadele van de werkgelegenheid in ons land. Wetende dat de voedingsindustrie de enige industriële tak is die de voorbije tien jaar jobs in ons land kon houden, lijkt deze maatregel dus allesbehalve een garantie op jobs, jobs, jobs…

Ten tweede zien we bij het belasten van frisdranken dat consumenten overschakelen op andere suiker- en/of vetrijke producten. Zowel in Frankrijk als in verschillende Amerikaanse staten werd dit verschijnsel pijnlijk duidelijk na het invoeren van een ondoordachte taks op frisdranken. Consumenten schakelen ook over op minder dure varianten (private label) van hetzelfde product. Ook hier weer dreigt de maatregel als een boemerang terug te vliegen: de verkeerde gedragsverandering, minder inkomsten voor de staat, meer kosten voor Belgische bedrijven en geen enkele verbetering in het voedingspatroon van de Belgen.

Samen naar een echte oplossing zoeken

Als gezondheidstaksen niet de “quick win” zijn die ze lijken, waar ligt dan wel de oplossing voor de problematiek van overgewicht en obesitas? Dat de voedingsindustrie een verantwoordelijkheid heeft is duidelijk. Ze is dan ook vragende partij om samen te werken aan een grondige aanpak van de complexe problematiek rond obesitas. Want enkel een grondige aanpak, in de vorm van een weldoordacht gezondheidsbeleid dat zowel vraag- en aanbodzijde bekijkt en alle betrokken actoren in het bad meetrekt, zal echt een verschil maken. 

In Nederland is de overheid reeds jaren de voortrekker van een breed debat met zowel de voedingsindustrie als de andere actoren, denk onder meer aan de consumenten, de horeca, distributie, gezondheidsexperts of onderwijs. En het blijft niet alleen bij een debat: de overheid initieert acties, maar steeds in overleg. En net dat blijkt zo moeilijk in ons land met zijn versnipperde bevoegdheden. 

Obesitas is een serieus probleem en de oorzaken zijn complex. De oplossing ligt dus niet in een simplistische “quick fix”. Een gedragsverandering bij de consument is pas mogelijk door de verschillende factoren die het probleem beïnvloeden aan te pakken met een echt gezondheidsbeleid. Daarvoor is tijd en overleg met alle actoren - consumenten, voedingsproducenten en distributie – noodzakelijk, gecoördineerd door de overheid. Gezien de grote vragen rond de echte impact van een vet- en suikertaks pleit de voedingsindustrie bovendien voor bijkomend onderzoek vooraleer over te gaan op het invoeren van een gezondheidstaks. 

Tot slot nog dit: de industrie wil haar verantwoordelijkheid niet ontlopen. Zo werd er de voorbije jaren in samenspraak met de Belgische overheid een aanzienlijke vermindering van zout in voeding gerealiseerd. De voedingsindustrie werkt ook aan herformuleringen inzake energie (suiker en vetten), maar zonder in te leveren op de kwaliteit van de eindproducten voor de consument. Laten we dus verdergaan op dit pad en de weg van onzalige fiscale experimenten met een onzekere toekomst verlaten. Een vet- en suikertaks is een slechte zaak (zeker als hij niet werk).