Territoriale leveringsbeperkingen gebruikt als rookgordijn voor het concurrentieverstorende gedrag van retailers

09.01.2024

Territoriale leveringsbeperkingen gebruikt als rookgordijn voor het concurrentieverstorende gedrag van retailers 

Dat de hogere productiekosten en de inflatie van voedingsprijzen de Belgische voedingsketen zwaar onder druk zet is helaas een harde realiteit. Maar dat supermarkten de hogere prijzen voor bepaalde producten in ons land proberen te verklaren door zogenaamde “territoriale leveringsbeperkingen” is misleidend. De impact van territoriale leveringsbeperkingen is helemaal niet bewezen en dit is al zeker geen courante praktijk. TSC’s dienen enkel als rookgordijn voor het concurrentieverstorende gedrag van retailers die hun onderhandelingsmacht bundelen in aankoopallianties. Aankoopallianties zijn niet de oplossing om consumentenprijzen naar beneden te krijgen, wel integendeel: ze creëren een groter onevenwicht en werken machtsmisbruik in de hand.

Wat zijn Territorial Supply Constraints of TSC’s? 

Wat zijn die zogenaamde “territoriale leveringsbeperkingen”? Met die term verwijzen supermarkten naar beperkingen die leveranciers hen zouden opleggen om zich te bevoorraden in de landen van hun keuze. Volgens supermarktketens zou hen dat verhinderen om producten nog goedkoper aan te kopen in het buitenland. Maar uit onderzoek blijkt dat inkoopvoordelen voor de retailer niet automatisch terecht komen bij de consument. Te meer omdat de retailer zélf de prijs bepaalt, de prijszetting kan verschillen naargelang winkelformule en/of regio. Als er al zoveel verschil zit op de prijs lokaal, regionaal en nationaal dan is het zeker verklaarbaar dat er prijsverschillen tussen verschillende EU-lidstaten bestaan.

10 redenen voor gerechtvaardigde prijsverschillen tussen EU-lidstaten 

1. Klassieke Belgische handicaps en taksen:

Dat sommige voedingsproducten in ons land gemiddeld duurder zijn dan in de ons omringende landen is helaas waar. En dat heel wat Belgische consumenten daardoor grensshoppen evenzeer. Dat frustreert zowel voedingsfabrikanten als supermarkten. Maar er zijn andere, goed onderbouwde redenen die dat prijsverschil verklaren, te beginnen bij de Belgische lasagne aan taksen. Zo betalen Belgische voedingsbedrijven jaarlijks 230 miljoen euro verpakkingstaksen, die collega’s in Frankrijk en Nederland niet kennen… Ook de accijnzen zijn in België veel hoger dan in andere landen. Ten tweede kampen voedingsproducenten en supermarkten in ons land met een aantal structurele handicaps die het gewoon duurder maken om hier voeding te produceren en op de markt te brengen. Denk maar de loonkostenhandicap ten opzichte van onze buurlanden en de energiekostenhandicap. Ook is er minder flexibiliteit in het arbeidsrecht en op de arbeidsmarkt. 

2. Minder goed beschermd tegen Unfair Trading Practises (UTP’s)

De agro-voedingsketen is bijzonder kwetsbaar is voor oneerlijke marktpraktijken opgelegd door retailers. Reeds in 2009 wees de Europese commissie op de oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen die het gevolg zijn van een asymmetrie in de onderhandelingsmacht tussen leveranciers van landbouw- en voedingsproducten en hun afnemers. De marktsituatie is als volgt: leveranciers van landbouw- en voedingsproducten zitten in een kwetsbare positie aangezien die gefragmenteerd georganiseerd zijn, terwijl stroomafwaarts hun afnemers (retail) sterk geconcentreerd zijn. Doordat de retailers de flessenhals zijn in het zandlopermodel van de agro-voedingsketen hebben zij buitensporig veel macht in de prijsonderhandelingen. Zo is in België zelfs de grootste voedingsproducent kleiner dan eender welke supermarkt. Jammer genoeg beschikken de Belgische leveranciers over minder bescherming tegen deze oneerlijke handelspraktijken dan hun concurrenten in het buitenland. Zo verwijst het onderzoek van het Prijzenobservatorium ook naar de wet Egalim in Frankrijk, die als doel heeft het gebrek aan evenwicht in de handelsrelatie tussen leverancier en afnemer te corrigeren. In de Egalim wetgeving zijn bepaalde praktijken zoals o.a. de invoering van een mechanisme om leveranciers bij te staan wanneer onderhandelingen mislukken en een duidelijk kader voor logistieke boetes. 

3. Aankoopcentrales geen garantie voor lagere consumentenprijzen 

De supermarkten verenigen zich vandaag al in aankoopcentrales of Retail allianties waar ze hun bevoorrading groeperen. In de studie van het Prijzenobervatorium wordt ook gekeken naar het belang van aankoopcentrales, maar zonder dat kan worden gegarandeerd dat ze daadwerkelijk een verlaging van de inkoopprijzen mogelijk maken. Zoals het Prijzenobservatorium opmerkt: "Het hoofddoel van een aankoopcentrale is haar leden in staat te stellen hun onderhandelingspositie ten opzichte van leveranciers te versterken door hun aankopen te bundelen en zo betere leveringsvoorwaarden te verkrijgen. (...) Inkoopcombinaties stellen distributeurs ook in staat invloed uit te oefenen op commerciële samenwerkingsdiensten, d.w.z. "backmarges". Dit zijn betalingen die distributeurs ontvangen voor een reeks diensten aan producenten, zoals rechten om producten op de markt te brengen, kortingen en rabatten, promoties en zichtbaarheid van producten". Met andere woorden, het doel van aankoopcentrales is om meer druk uit te oefenen op leveranciers... maar er is geen garantie dat betere voorwaarden voor 100% zullen worden weerspiegeld in de consumentenprijzen. De vraag rijst ook of het doel van het groeperen binnen een aankoopcentrale niet is om strengere nationale wetgeving te omzeilen. Het is niet voor niets dat de Franse wetgever met de wet Egalim III een maatregel heeft ingevoerd om wetsontduiking tegen te gaan, door de toepassing van de Franse wetgeving en de bevoegdheid van Franse rechtbanken verplicht te stellen, zowel in de betrekkingen met consumenten als in geval van een geschil. 

4. Verschillen in lokale wetgeving over etikettering, verpakking, ingrediënten, recyclage etc. 

Verschillen in nationale wetgeving zorgen ervoor dat bepaalde producten niet verkocht kunnen worden in andere EU-lidstaten. 

5. Geen hard bewijzen voor TSC’s of hun impact

De studie van de Europese Commissie over de interne markt in de detailhandel toont aan dat "er geen harde of schriftelijke bewijzen beschikbaar zijn" over het gebruik van territoriale leveringsbeperkingen, zoals weigeringen tot levering of kwantitatieve beperkingen.  De studie van het prijzenobservatorium oordeelt dat TSC niet veralgemeend kunnen worden. 

6. Supermarkten bepalen de prijzen, niet producenten

Meer dan ooit is het duidelijk dat supermarkten en niet voedingsproducenten beslissen tegen welke prijs een product in de winkel ligt. Zo kan hetzelfde product in 1 regio goedkoper zijn dan in een andere regio binnen België. Supermarkten doen dat op basis van hun eigen bedrijfsstrategie en die van hun concurrenten. Uit onderzoek blijk ook dat het inkoopvoordeel niet automatisch terecht komt bij de consument. Het is dus helemaal niet zeker dat groepsaankopen zorgen voor een lagere consumentenprijs. 

7. Beginsel van commerciële vrijheid 

Producenten hebben de commerciële vrijheid om zich aan te passen aan specifieke omstandigheden in de verschillende EU-lidstaten. Zo mogen ze vrij hun commerciële partners kiezen, verkoopvolumes, bestemmingen en voorwaarden bepalen en prijzen vastleggen. Dit uiteraard met respect voor het mededingingsrecht en zonder zich in te laten met oneerlijke handelspraktijken. De huidige Europese mededingingswetgeving en de controle hierop tonen aan dat er een voldoende duidelijk kader is en dat aangetoonde misbruiken aangepakt worden. Mocht er sprake zijn van een mogelijke overtreding van het mededingingsrecht, dan kan dit worden voorgelegd aan de nationale mededingingsautoriteiten, in België de BMA, of kan een handhavingsverzoek worden gedaan op Europees niveau. 

8. Aanpassen aan lokale voorkeuren

Voedingsproducenten houden rekening met de specifieke voorkeuren van consumenten. Die voorkeuren verschillen vaak van regio tot regio, door geschiedenis, door cultuur en ook door sociaaleconomische verschillen. Verschillende voorkeuren qua hoeveelheden, percepties en smaken zorgen er dus voor dat de producten ook verschillen per land. 

9. Producten met lokale ingrediënten

Voedingsproducenten spelen in op consumententrends en de vraag naar producten met lokaal geteelde ingrediënten is duidelijk één van die trends. Zo kan het dat voedingsproducenten in verschillende landen gelijkaardige, lokaal geproduceerde producten op de markt brengen, met een specifiek aan die markt aangepaste verpakking en marketingstrategie. Die lokale benadering en de lokale kostenstructuur bepaalt mee de prijs per markt. 

10. Supermarkten hebben een dubbele rol met hun huismerken 

Supermarkten zetten de voorbije jaren steeds meer in op producten die ze onder hun eigen huismerken verkopen en waarmee ze merkenproducten beconcurreren. Zo hebben supermarkten er zelf alle voordeel bij om die huismerken scherp te prijzen en in merkproducten net duurder te verkopen. 

Conclusie : 

Kortom: de zogenaamde territoriale leveringsbeperkingen lijken in veel opzichten een rookgordijn van de retail om hun eigen oneerlijke gedrag te verdoezelen. Europese aankoopcentrales zorgen niet voor lagere consumentenprijzen, maar wel het aanpakken van de hoge loonkosten, gebrek aan flexibiliteit van de arbeidsmark en de hogere taksen. De fundamentele vraag die we ons moeten stellen is als we nog wel echt een sterke, duurzame Belgische agrovoedingsketen willen? Of willen supermarkten liever zoveel mogelijk aankopen in het buitenland, tegen de laagst mogelijke prijs? En is de consument gebaat bij zo’n race to the bottom, waarbij de smaak, de kwaliteit, de duurzaamheid, de variatie en de innovatie van onze voeding en dranken er niet langer toe doen? In zo’n verhaal gaan alle schakels in de keten zwarte sneeuw zien. 

Lees hier de reactie van Fevia en de volledige studie van het Prijzenobservatorium.

https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/831c7de4-2a1e-11eb-9d7e-01aa75ed71a1/language-en