Fevia waarschuwt: jaag voedingsbedrijven en consumenten niet over de grens

29.03.2023

Consumenten betaalden vorig jaar steeds meer voor voeding en dranken… en kochten daarom ook vaker in onze buurlanden. Voedingsbedrijven zagen hun kosten exploderen, maar konden die zelf maar met mondjesmaat en met vertraging doorrekenen. Ondanks die moeilijke context bevestigen nieuwe economische cijfers het economisch potentieel van de Belgische voedingsindustrie. De vraag is alleen: voor hoe lang nog? De rendabiliteit van de Belgische voedingsbedrijven blijft immers dalen. Fevia vraagt beleidsmakers daarom snel maatregelen te nemen om de competitiviteit van onze bedrijven te versterken en de sterke voedingsketen ook in de toekomst in ons land te verankeren. 

Rendabiliteit voedingsbedrijven staat onder druk

Door de enorme kosteninflatie van de afgelopen twee jaar zijn de verkoopvolumes van voedingsbedrijven gedaald met 3%. Nadat supermarktketens lang de boot afhielden om gestegen kosten door te rekenen, zien tal van bedrijven sinds midden 2022 een zekere kentering. Toch slagen de meeste voedingsproducenten er nog steeds maar gedeeltelijk in de gestegen kosten door te rekenen, vaak met veel vertraging. 

Tegelijkertijd blijven voedingsbedrijven kampen met een reeks structurele handicaps die al jaren wegen op hun concurrentiekracht, zoals een loonkostenhandicap van 25% en een onverteerbare fiscale lasagne die hun producten duurder maken. Nieuwe beleidsmaatregelen, zoals een verhoging van de verpakkingstaks met 60 miljoen euro of de aangekondigde verhoging van de btw van 6% naar 9%, dreigen de kloof met onze buurlanden nog groter te maken. 

Anthony Botelberge, voorzitter van Fevia, waarschuwt: “Beseffen onze beleidsmakers wel het belang van concurrentiële voedingsbedrijven en een sterke Belgische voedingsketen? Wanneer beleidsmakers het voor voedingsbedrijven steeds moeilijker maken om rendabel te blijven, dan brengen we de lokale verankering van de grootste industriële sector van ons land in gevaar!”.

Grootste industriële sector van het land, maar knipperlichten flikkeren

De kerncijfers van de Belgische voedingsindustrie tonen een gemengd beeld: enerzijds bevestigen ze het belang van de sector in de Belgische economie, maar anderzijds flikkeren er een aantal belangrijke knipperlichten die de sector bedreigen. Zo realiseerde de sector in 2022 een recordomzet van 75,9 miljard euro, maar daalde het volume van de verkochte goederen. De omzet kwam er dus vooral door de noodzakelijke prijsstijgingen, die tegelijkertijd zorgden voor meer grensaankopen. 

De voedingsindustrie blijft ook de grootste industriële investeerder in ons land, goed voor meer dan 2 miljard euro investeringen in 2022. Die investeringen gaan wel vooral naar meer energie-efficiëntie en automatisering en minder naar innovatie. Ook qua werkgelegenheid doet de sector het goed en overschrijdt ze de kaap van de 100.000 jobs, maar de nood aan geschikte arbeidskrachten is nijpend. 

4 maatregelen voor een concurrentiële voedingsketen

“Willen we morgen nog Belgische voeding op tafel, dan gaan onze beleidsmakers hun focus absoluut meer moeten richten op onze voedingsindustrie als essentiële sector en centrale schakel in de agro-voedingsketen. Anders riskeren we op termijn ook voor onze voeding afhankelijk te worden van het buitenland”, verklaart Fevia CEO Bart Buysse. Fevia vraagt de beleidsmakers om maatregelen te nemen die de concurrentiekracht van de Belgische voedingsindustrie kunnen waarborgen en versterken:

Houd Belgische producten betaalbaar tegenover buitenlandse producenten 

Beleidsmakers kunnen ingrijpen door bijvoorbeeld de bestaande verpakkingstaks zeker niet uit te breiden, maar om te vormen tot een stimulerend instrument op vlak van duurzaamheid. Fevia vraagt beleidsmakers om effectief rekening te houden met grensaankopen alvorens beleidsmaatregelen te nemen, zoals het recente voorstel voor een btw-verhoging op voeding in het kader van de fiscale hervorming.

Vermijd goldplating en houd regelgeving en administratieve lasten werkbaar 

De omzetting door drie gewesten van de nieuwe Europese regels rond zwerfvuilkosten is een concreet voorbeeld. Belgische voedings- en drankenproducenten kijken aan tegen een bijkomende financiële last die liefst 5 keer hoger ligt dan in onze buurlanden! De kauwgomsector, waarover nochtans geen sprake is in de Europese richtlijn, zou een bijdrage moeten betalen die 50% van haar omzet bedraagt: onleefbaar dus! Andere Europese landen pakken dit geheel anders aan. 

Zorg voor betaalbare jobs en voor geschikte arbeidskrachten 

Om werkgelegenheid te blijven aanmoedigen, moeten de loonkosten dringend naar omlaag via een structurele vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen, met focus op de lage en de middellonen. Het is immers voor dit segment dat de huidige forse loonkostverhoging een zeer negatief tewerkstellingseffect heeft.

De stijgende (loon)kosten doen voedingsbedrijven vooral investeren in automatisering, minder in innovatie. Die is nochtans essentieel om concurrentieel te blijven en jobs hier te houden. De voedingsindustrie moet daarvoor ook kunnen blijven rekenen op innovatieclusters Flanders’ FOOD en Wagralim. Fevia vraagt daarom om niet te raken aan de regels rond de korting op de bedrijfsvoorheffing voor alle R&D-activiteiten van onze bedrijven en voor erkende wetenschappelijke instellingen zoals onze innovatieclusters.  

Versterk eerlijke relaties in de keten

Eerlijke handelspraktijken zijn de basis van een goed en correct werkende agro-voedingsketen. Alle producenten moeten dan ook dezelfde bescherming genieten want “unfair is unfair, no matter the size”. Wanpraktijken hebben een weerslag voor alle producenten die samenwerken, ook de kleine spelers. Fevia vraagt om de bescherming ook te laten gelden voor bedrijven met een jaarlijks wereldwijde omzet van meer dan 350 miljoen euro. 

Om voedingsbedrijven nog beter te beschermen vraagt Fevia ook om de mogelijkheid om te heronderhandelen bij onvoorzienbaarheden, de zogenaamde imprevisieleer, niet contractueel te kunnen uitsluiten. Verder vraagt de sector ook om misbruik van de-listing als drukkingsmiddel of represaille te verbieden en om logistieke boetes binnen redelijke grenzen te houden, dus proportioneel met de geleden schade.