België is Frankrijk niet

18.09.2023

Lang niet alle ideeën van onze buurlanden zijn interessant om over te nemen. Een daarvan is het Franse anti-inflatie winkelmandje dat voortdurend door Test-Aankoop wordt aangehaald. Onze overheden zouden zich (beter) kunnen laten inspireren door andere adequate initiatieven. En ze zouden vooral beter structurele maatregelen invoeren die koopkracht en concurrentiekracht verenigen.

Naast een zeer breed en strak kader die vorm geeft aan de handelsrelaties in de agrovoedingsketen, verschilt Frankrijk op nog heel wat andere vlakken van ons land. Dit betekent dan ook dat de maatregelen die daar getroffen worden, niet blindelings kunnen worden overgenomen in België.

De koopkracht in België wordt behouden dankzij de automatische loonindexering

In het eerste kwartaal van 2023 steeg het reële gezinsinkomen per inwoner in België met 4,1% ten opzichte van het vorige kwartaal. In Frankrijk daalde het met 0,5%. Met andere woorden, de koopkracht van de Belgische gezinnen steeg, terwijl die van de Franse gezinnen daalde aan het begin van het jaar. Dit is een logisch gevolg van de automatische loonindexering, een uniek systeem, gefinancierd door de werkgevers, waarvan veel werknemers elk jaar op 1 januari genieten, of zelfs meerdere keren per jaar (afhankelijk van het paritair comité). Als gevolg van de scherpe stijging van de energieprijzen in 2022 en de geleidelijke prijsstijging van voedingsproducten was de indexering in januari 2023 historisch hoog. Slechts een klein deeltje van deze indexering (iets meer dan 6%) werd betaald door de federale overheid via een verlaging van de socialezekerheidsbijdragen van de werkgevers.

Als we kijken naar de evolutie van het reële inkomen van een Belgisch gezin dan constateren we dat deze in België het sterkst gestegen is, vergeleken met andere Europese landen, sinds de oorlog uitbrak in Oekraïne. In vergelijking met Frankrijk is de stijging wel tot 6 keer groter (5,12% in België ten opzichte van 0,82% in Frankrijk).

Hoewel de automatische loonindexering de koopkracht van gezinnen waarborgt en daarmee de binnenlandse consumptie ondersteunt, heeft ze ook een zeer negatieve kant. De loonkosten in onze bedrijven stijgen hierdoor namelijk een pak sneller en meer dan in de andere landen wat hun concurrentienadeel vergroot, met een negatieve impact op de export en extra druk op de binnenlandse markt als gevolg. Bovendien, mogen we niet negeren dat een steeds groter aandeel van de Belgische gezinnen hun voeding gaat kopen buiten de Belgische grenzen. Een deel van de stijging van de koopkracht, gefinancierd door onze bedrijven, gaat dus naar het buitenland.

Belgische bedrijven werden aanzienlijk minder gesteund

Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne, kregen bedrijven in Frankrijk veel meer steun van de overheid. Volgens gegevens van de OESO heeft ons buurland in 2022 en 2023 voor bijna 10 miljard euro aan steun verleend (0,36% van het bbp). In België werd echter minder dan 1 miljard euro toegekend aan bedrijven. Relatief gezien is dat de helft minder (0,18% van het bbp)! En onlangs nog kondigde de Franse regering aan dat zij een fonds zullen oprichten ter waarde van 500 miljoen euro om de concurrentiekracht van de agrovoedingssector te versterken.

Als gevolg daarvan hebben onze voedingsbedrijven het zwaar te verduren gehad door de sterk stijgende productiekosten, terwijl hun Franse concurrenten konden rekenen op een buffer van de overheid.

Hogere btw-tarieven en accijnzen in België

Men kan het niet vaak genoeg herhalen: de lasagne van belastingen is grotendeels verantwoordelijk voor de hogere prijzen hier in België. Vooral voor dranken zijn de belastingen torenhoog: een hoger btw-tarief (6% in België tegenover 5,5% in Frankrijk), hogere accijnzen, verpakkingsheffingen, enz.

Aangezien BTW trouwens een proportionele belasting is, zal een stijging van de verkoopprijs exclusief BTW (als gevolg van de doorberekening van een deel van de stijging van de productiekosten) mathematisch resulteren in een hogere prijsstijging voor de Belgische consument dan voor de Franse. Dit allemaal in het voordeel van de Belgische overheid.

Zijn er nog andere adequate maatregelen?

In de eerste plaats kunnen we bevestigen dat de voedselinflatie volgens het laatste rapport van het Observatoire des Prix momenteel niet als abnormaal wordt bevonden (Geen abnormale stijging van de voedselprijzen | Fevia). Maar goed, sommigen kijken liever naar Frankrijk om zo een slechte vergelijking te maken (Inflatie bestrijden: Fevia ziet betere oplossingen dan prijzen bevriezen | Fevia). Laat ons iets verder naar het zuiden reizen en het licht werpen op enkele andere initiatieven. 

Spanje, bijvoorbeeld, heeft beslist om de btw-tarieven af te schaffen op alle basislevensmiddelen zoals brood, melk, kaas, fruit, groenten en granen gedurende een periode van 6 maanden. De btw op olie en pasta zal dalen van 10% naar 5%. Daarnaast heeft de regering een vergoeding van €200 ingevoerd voor gezinnen die €27.000 of minder per jaar verdienen, om de stijging van de voedselprijzen te compenseren.

Daarnaast heeft Portugal de btw-tarieven op 46 voedingsmiddelen tijdelijk opgeschort om de inflatiedruk te compenseren. Dit is van kracht van 1 april tot en met 31 oktober 2023. In Portugese supermarkten zal daarom een "nultarief" voor de btw worden toegepast en er werd onderhandeld met de sectoren voedselproductie en -distributie om ervoor te zorgen dat dit volledig aan de consument wordt doorgerekend.

Natuurlijk zijn deze maatregelen uniek en zijn ze genomen als eerste oplossing voor een uitzonderlijke situatie.

Besluit: we roepen de overheid hierbij op om rekening te houden met het mondiale kader vooraleer ze zich laten beïnvloeden door maatregelen in het buitenland, en om de eigen verantwoordelijkheid niet af te schuiven op de bedrijven. Daarnaast moeten er structurele maatregelen worden genomen die koopkracht en concurrentiekracht verenigen.