Small country, great food: pleidooi voor fierheid zonder protectionisme

01.07.2020

Sinds het uitbreken van de coronacrisis en de daaropvolgende lockdown, zit lokaal consumeren opnieuw in de lift. Velen van ons maakten van de nood een deugd en (her)ontdekten ook de geneugten van de voeding van bij ons. Dat de Belg valt voor de kwaliteit, diversiteit en innovatie van onze Belgische voeding en dranken kunnen we natuurlijk enkel toejuichen. En we hopen alvast dat met het opengaan van de grenzen nu de voor ons nadelige grensaankopen niet terugkomen. Maar voor de Belgische voedingsindustrie, die jaar na jaar groeit door successen in de internationale handel, is terugvallen op een vorm van protectionisme uit den boze!

De economische cijfers van de Belgische voedingsindustrie in 2019 tonen aan dat de afzet van onze bedrijven op onze binnenlandse markt vorig jaar met ruim 9% steeg tot 28 miljard euro. Onze Belgische voeding en dranken deden het dus al beter in eigen land voordat we allemaal “in ons kot” bleven door Covid-19. Op zich is dat goed nieuws voor de Belgische voedingsindustrie, aangezien we de voorgaande jaren net op onze binnenlandse markt een stagnatie zagen en in 2108 zelfs een achteruitgang.

Maar betekent dat nu ook dat we bij Fevia pleiten om massaal de kaart te trekken van het “gastro-nationalisme” waarbij we de eigen markt beschermen tegen buitenlandse concurrenten en onze landgenoten aansporen om chauvinistisch te eten en drinken? Hoegenaamd niet! Wij pleiten vooral voor het behoud van een open economie waarbij onze voedingsbedrijven vanuit hun eigen sterktes consumenten in binnen- én buitenland overtuigen om te kiezen voor onze producten.

Onze voeding en dranken hebben voldoende troeven in huis om die concurrentie op een eerlijke en correcte manier aan te gaan. We staan terecht bekend om onze kwaliteit, diversiteit en innovatie. En onze bedrijven produceren voeding en dranken steeds duurzamer. Ook daar komt heel wat innovatie bij te kijken. We zijn mogelijks niet altijd de goedkoopste, maar wel vaak de beste. We hoeven de buitenlandse producten niet te vrezen als de spelregels worden gerespecteerd en we niet met een extra handicap worden opgezadeld.

Export is levensbelangrijk voor onze voedingsbedrijven. Bijna de helft van de 55 miljard omzet van onze bedrijven komt uit export en het grootste deel daarvan komt op het conto van de Europese markt. Wij pleiten er dus ondubbelzinnig voor om die eengemaakte markt te behouden en ze niet uit te hollen met protectionistische maatregelen. Helaas zien we die her en der verschijnen en we kunnen niet genoeg benadrukken dat we als klein land met een open economie die trend moeten bestrijden op alle fora waar we onze stem kunnen laten horen.

Het Franse experiment met een verplichte oorsprongsetikettering voor vlees en zuivel als ingrediënt is het perfecte voorbeeld van wat we ‘verdoken protectionisme’ noemen. Onder het mom van “transparantie voor de consument” ondergraven de Fransen zeer bewust het basisprincipe van de Europese eenheidsmarkt, namelijk dat producenten uit elk land van de EU een gelijke kans moeten krijgen om hun producten te verhandelen binnen die eenheidsmarkt. Doordat de Fransen nu eisen dat verpakkingen aangeven waar de zuivel en het vlees in pakweg een lasagne vandaan komen en ze tegelijk het chauvinisme van hun inwoners verder aanmoedigen, zijn de producenten van die lasagne nu zo goed als verplicht om enkel Franse zuivel en Frans vlees te gebruiken. Met alle gevolgen van dien: Belgische voedingsbedrijven die hun product in de Franse rekken willen krijgen, kunnen maar beter geen Belgische zuivel of vlees gebruiken. Dat is goed nieuws voor de Franse boeren die hun vraag en dus hun prijzen zo zien stijgen, maar het is fundamenteel oneerlijk tegenover collega’s in andere landen en is het geen goede zaak voor de Europese interne markt. 

Wij passen dus voor zo’n verplichte aanduiding van de oorsprong van ingrediënten op verpakkingen omdat het neerkomt op protectionisme. Maar we moeten dan ook consequent durven zijn. In eigen land de kaart trekken van het gastro-nationalisme en de Belg oproepen om enkel Belgisch te kopen, is schieten in onze eigen voet. Want wat is een ‘Belgisch’ product? Geproduceerd in België: dat zeker. Wie producten koopt die geproduceerd zijn in ons land, die steunt de Belgische economie. De voedingsindustrie is bovendien de grootste industriële werkgever in ons land: ze zorgt rechtstreeks voor 95.000 jobs en in totaal zijn bijna een half miljoen jobs gelinkt aan de voedingssector. En onze sector draagt jaarlijks bijna 7 miljard euro bij aan de publieke financiën.

Dat steeds meer Belgen regelmatig in onze buurlanden hun voeding en dranken aankopen, is dan ook een slechte zaak voor onze bedrijven, hun werknemers – die tijdens de coronacrisis als #FoodHeroes bleven zorgen voor onze voedselbevoorrading – en ook voor de Belgische economie. Wie in Noord-Frankrijk zijn aankopen doet, betaalt btw en andere lasten in Frankrijk. Zo lopen niet alleen onze bedrijven, maar ook de Belgische schatkist inkomsten mis. Het is dan ook terecht dat we onze landgenoten oproepen om te weerstaan aan de lokroep van de lagere prijzen in onze buurlanden.

Maar het is nog veel meer terecht dat we onze beleidsmakers oproepen om komaf te maken met de oorzaak van die grensaankopen: de lasagne aan bijdragen en taksen op voeding en dranken die onze kwalitatieve producten minder aantrekkelijk maakt. Die bedraagt liefst 7 miljard euro per jaar en zorgt ervoor dat onze bedrijven een competitief nadeel hebben ten opzichte van hun collega’s in de buurlanden. Die lasagne afbouwen, zal zorgen voor meer binnenlandse consumptie en geeft vleugels aan de grootste industriële sector van ons land – en dus aan onze economie. Meer inkomsten voor de staat dus, meer koopkracht voor onze landgenoten en  meer tewerkstelling.

Moeten die producten dan ook gemaakt zijn met enkel lokaal geteelde ingrediënten om als “Belgische product” bestempeld te kunnen worden? En moeten we onze landgenoten dan oproepen om op de verpakkingen of websites te gaan onderzoeken of alle ingrediënten ook echt wel uit ons land komen? Dat is voor ons een stap te ver. Uiteraard kiezen onze bedrijven bij voorkeur voor lokaal geteelde ingrediënten waar dat kan. Meer dan 60% van de landbouwgrondstoffen die onze voedingsbedrijven gebruiken, zijn afkomstig van Belgische landbouwers.

Maar tegelijk moeten onze bedrijven ook ingrediënten kunnen inkopen op de wereldmarkt. Dit laat ook toe om een zeer divers aanbod te voorzien, waarbij we tegemoetkomen aan ieders’ smaak, behoeften en budget. Soms is het daarom niet mogelijk, wenselijk of haalbaar om enkel Belgische ingrediënten te gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan gewassen en ingrediënten die we in ons land niet kunnen telen of produceren zoals bepaalde kruiden, koffiebonen of aan de cacaobonen waarmee we onze wereldberoemde Belgische chocolade maken. Dit laatste toont aan dat het vaak onze unieke know-how is, ondersteund door heel wat investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie, die onze Belgische producten zo uniek maken.

Wie dat Belgische karakter in de kijker wil zetten, die kan dat perfect doen zonder een verplichte oorsprongsetikettering. De Europese wetgeving geeft nu reeds de mogelijkheid aan producenten om vrijwillig aan oorsprongsetikettering te doen. Op voorwaarde dat die correct is natuurlijk! Wie een Belgische vlag op zijn product zet moet dat product ook in ons land maken. Van misleiding van de consument mag en kan nooit sprake zijn. En sowieso is oorsprongsetikettering verplicht in die gevallen waarin het weglaten ervan de consumenten zou kunnen misleiden over de feitelijke oorsprong van een voedingsmiddel.

Wie vandaag in ons land rondkijkt in de rekken van de supermarkten hoeft trouwens niet lang te zoeken om onze Belgische driekleur terug te vinden. Heel wat Belgische merken kiezen er bewust en vrijwillig voor om de Belgische kwaliteit in de verf te zetten. We mogen gerust die fierheid uitdragen en trots zijn op de sterktes van onze voeding en dranken. Tijdens de coronacrisis hebben we ten volle kunnen genieten van onze Belgische voeding en hebben we ervaren hoe solide ons Belgisch voedselbevoorradingssysteem is. Hopelijk vergeet men dit niet in de komende maanden en jaren.  

De vraag is of de consument ook bereid is om meer te betalen voor zo’n lokale producten en of dat we er met de overheid voor kunnen zorgen dat onze producten qua prijs aantrekkelijker worden. Een divers en kwalitatief aanbod zal ongetwijfeld belangrijk blijven zodat we ook de prijsgevoelige consumenten niet verliezen aan buitenlandse concurrenten die hier hun kans wagen. Wij zijn er alvast van overtuigd dat onze Belgische voedingsbedrijven alles in huis hebben, van productkennis tot innovatie, om zelfs de meest kritische Belgische consument te overtuigen. En dat zonder te vervallen in protectionisme. De naam en de baseline van het promotiemerk waarmee we onze sterktes wereldwijd in de kijker zetten is dan ook meer dan ooit relevant: “Food.be – Small country. Great food.”!