Belgische voedingsbedrijven zien kosten exploderen

08.06.2021

Terwijl de impact van de coronacrisis en de sluiting van de horeca en het toerisme blijven nazinderen, krijgen heel wat Belgische voedingsbedrijven vandaag te maken met sterk stijgende kosten. Tegelijk blijven voedingsbedrijven investeren met het oog op een doorstart na deze dubbele crisis. Fevia, de federatie van de Belgische voedingsindustrie, roept ketenpartners dan ook op om de nodige flexibiliteit aan de dag te leggen en vraagt de overheden om de lopende steunmaatregelen nu nog niet af te bouwen.

Grondstoffen, verpakkingen en transport worden duurder

Voedingsbedrijven krijgen de laatste maanden steeds meer te maken met bevoorradingsproblemen. Uit een bevraging bij leden van Fevia blijkt dat meer dan de helft van de voedingsbedrijven met tekorten of langere levertijden kampt. Dit is met name het geval voor ingrediënten zoals aroma's, oliën, inuline of dextrose, maar ook voor verpakkingsmaterialen uit karton, aluminium en kunststoffen. 

Bovendien zien 95% van de voedingsbedrijven, mede door de schaarste, hun kosten aanzienlijk de hoogte in gaan. Uit cijfers van het FAO, de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, blijkt dat de prijzen voor voedingsingrediënten voor de twaalfde opeenvolgende maand stijgen. Ze liggen vandaag liefst 40% hoger ten opzichte van dezelfde periode in 2020. Die prijsexplosie wordt veroorzaakt door een lager aanbod op de wereldmarkt, onder andere door weersomstandigheden en mislukte oogsten, door gewijzigde consumptiepatronen ingevolge de coronacrisis en door een sterke stijging van de vraag nu de economie opnieuw aantrekt. 

“Niet alleen grondstofprijzen zijn duurder geworden, maar onze bedrijven betalen ook meer voor verpakkingen, transport en energie. En dat terwijl we als essentiële sector moeten blijven zorgen voor de voedselbevoorrading en onze bedrijven hun ingrediënten en verpakkingen niet zomaar kunnen vervangen. Vergeet ook niet dat de impact van de coronacrisis nog nazindert bij veel bedrijven en ze al veel investeerden in veiligheidsmaatregelen en -materiaal om hun food heroes tegen het coronavirus te beschermen”, aldus Jan Vander Stichele, voorzitter van Fevia. 

Voedingsbedrijven tussen hamer en aambeeld

Ongeveer de helft van de ondervraagde voedingsbedrijven geeft aan dat zij deze stijging van de productiekosten helemaal niet zullen kunnen doorrekenen in hun verkoopprijzen, vooral omdat ze vasthangen aan jaarcontracten met de supermarkten. Uit een enquête van de Nationale Bank van België blijkt bovendien dat de toeleveranciers van voedingsbedrijven zelf wél in belangrijke mate hun verhoogde kosten zullen doorrekenen. Dat merken voedingsbedrijven nu al volop in de praktijk: hun toeleveranciers beroepen zich op overmacht om de prijsstijgingen te verantwoorden. 

De enquête die de ERMG vorige week lanceerde rond de gestegen inputprijzen toont dan weer aan dat de supermarkten opvallend minder getroffen zijn door de prijsstijgingen. Zij blijken voorlopig evenwel minder bereid om met de kostenverhogingen van onze bedrijven rekening te houden. 

“Onze voedingsbedrijven zitten bijgevolg tussen hamer en aambeeld: ze moeten zelf meer kosten betalen aan hun leveranciers, maar kunnen die nauwelijks doorrekenen aan hun afnemers. In de huidige situatie willen onze bedrijven natuurlijk liever geen hogere prijzen aanrekenen aan de horeca, al wordt dat wellicht onvermijdelijk. Van onze ketenpartners, en dan vooral de supermarkten, vragen we in deze uitzonderlijke omstandigheden daarom de nodige aandacht en flexibiliteit ten aanzien van hun leveranciers uit de voedingsindustrie.” zegt Bart Buysse.

Na regen komt zonneschijn?

Uit de bevraging van Fevia blijkt dat Belgische voedingsbedrijven de eerstkomende maanden vrij somber inzien, maar tegelijk voorzichtig optimistisch zijn om naar de toekomst toe aan te knopen met economisch herstel. Een kwart van de voedingsbedrijven verwacht dat hun omzet in de komende zes maanden nog verder zal dalen in vergelijking met vandaag. Op korte termijn heerst er dus pessimisme, vooral omdat de liquiditeit soms is aangetast door de coronacrisis. De helft van de voedingsbedrijven geeft bovendien aan dat hun rentabiliteit vandaag slechter is dan 6 maanden geleden en in de komende 6 maanden nog verder zal dalen. Zorgwekkend, vooral omdat de marge op de verkoop al vele jaren daalt. 

Positief is dat de werkgelegenheid in de voedingsindustrie dit jaar stabiel zou blijven op ongeveer 96.000 jobs. Daarmee blijft de voedingssector de grootste industriële werkgever. Bovendien geven meer dan 4 van de 5 bedrijven aan dat zij willen blijven investeren, vooral in een verhoging van de productiecapaciteit en van de productie- en energie-efficiëntie. Zo zijn de investeringen in de voedingsindustrie in het eerste kwartaal van 2021 bijna opgelopen tot 425 miljoen euro. Dat is een stijging met 7% ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2020. 

Jan Vander Stichele en Bart Buysse pleiten ervoor om het potentieel van de grootste industriële sector te vrijwaren en voedingsbedrijven nu niet los te laten: “Onze ondernemers laten duidelijk het hoofd niet zakken: als essentiële sector blijven we doorzetten en investeren met het oog op een doorstart in de toekomst. Het komt er nu op aan om een correcte prijs te betalen voor onze voeding en dranken, waarbij iedereen op een billijke wijze zijn boterham kan verdienen. Daarvoor doen we beroep op onze ketenpartners, in het bijzonder de supermarkten. We roepen ook de overheid op om onze ondernemers niet los te laten en steunmaatregelen niet te vroeg af te bouwen.”