“Oneerlijke marktpraktijken zijn reëel, maar je kan je ertegen beschermen”

03.06.2022

De verschillende schakels van de voedingsketen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar hebben niet dezelfde macht tijdens onderhandelingen. Helaas zien we daardoor marktpraktijken die gewoon niet OK zijn, zoals druk zetten op leveranciers door hun producten uit de rekken te halen. Hoe kunnen voedingsbedrijven zich daartegen beschermen? Fevia verzamelde antwoorden in een gloednieuwe “wegwijzer eerlijke handelsrelaties”. Wij spraken met Marie Daeninck, Legal and Trade Advisor, over hoe Fevia haar leden op weg helpt naar evenwichtige relaties met hun partners.

Marie, first things first: oneerlijke marktpraktijken, wat houdt dat in?

“In essentie komt erop neer dat je geen overdreven gebruik mag maken van een bepaalde onderhandelingsmacht. Het kan dus niet dat je een partner in een zwakkere positie bepaalde voorwaarden doet aanvaarden die hij anders niet zou aanvaarden. Vrijheid van handel en concurrentie staat centraal, maar dat belet niet dat een onderneming zich correct en zorgvuldig moet gedragen in de markt.”

Ongelijke machtsverhoudingen op zich zijn dus niet het probleem, wel misbruik daarvan?

“Klopt. Een duidelijk voorbeeld is wanneer een retailer tijdens een onderhandeling dreigt producten van een voedingsbedrijf uit de rekken te halen of beneden het schap te plaatsen als die leverancier niet bereid is de prijs te verlagen. Een voedingsbedrijf kan op deze manier al onder druk staan door de machtspositie van een retailer voor het afsluiten van het contract, tijdens onderhandelingen wanneer er nog niets op papier staat.”

Welke oneerlijke marktpraktijken komen het meeste voor?

“Uit een bevraging in 2021 van de Europese Unie in het kader van de UTP-richtlijn blijkt dat 90% van de stakeholders erkent dat in de voedingsindustrie praktijken voorkomen die als oneerlijke marktpraktijk bestempeld kunnen worden. Ook uit onze contacten met leden merken we dat retailers wel vaker dreigen met vergeldingsmaatregelen of bepaalde acties die het bedrijf kunnen schaden, zoals producten uit de rekken halen. Uit een tweede bevraging in 2022 blijkt dat 44% van onze leden met dat soort praktijken te maken krijgt. En 38% krijgen betalingen opgelegd die eigenlijk geen link hebben met de verkoop van het product. Vaak gaat het om mondelinge dreigementen en dat maakt het moeilijk voor bedrijven om stappen te ondernemen.”

Wat is de impact hiervan op voedingsbedrijven?

“Door de covidcrisis en de oorlog in Oekraïne hebben onze bedrijven nu al te lijden onder een tekort aan grondstoffen en stijgende prijzen. Daarbovenop werken onze bedrijven in een bijzondere marktsituatie, met een sterke concentratie van retailers. Hierdoor vormen de retailers als het ware de flessenhals waarlangs voedingsbedrijven moeten om de consument te bereiken.

Dat maakt voedingsbedrijven erg kwetsbaar voor oneerlijke marktpraktijken. Veel voedingsbedrijven hebben het gevoel dat er niet naar hen geluisterd wordt en dat ze afhankelijk zijn van de wil van hun afnemers.”

Wat kunnen we eraan doen?

“De Europese Commissie erkende expliciet dit probleem van “fear factor” in de agro-voedingssector al in 2009. Leveranciers zijn afhankelijk van hun afnemers en durven meestal hun contractuele of wettelijke rechten niet in te roepen. Of ze durven geen beroep indienen bij de rechter of bij handhavingsautoriteiten, uit schrik dat ze hun klant verliezen. Er bestaat sinds december 2021 een nieuwe wet, de zogenaamde “UTP-wet”, om die kleine en middelgrote ondernemingen beter te beschermen tegen het misbruik van grote afnemers, en de machtsverhoudingen terug in evenwicht te brengen.”

Wat houdt de UTP-wet concreet in? 

“De UTP-wet heeft als doel meer evenwicht te brengen in de scheve machtssituatie tussen leveranciers en afnemers. Deze is enkel van toepassing op de agro-voedingssector en biedt een extra bescherming voor (kleine en middelgrote) leveranciers bovenop het algemeen kader. De wet beschrijft een lijst van zestien oneerlijke marktpraktijken die zijn onderverdeeld in een zwarte en een grijze lijst. Op de zwarte lijst staan praktijken die altijd verboden zijn, zelfs al zijn ze onderling overgekomen. Bijvoorbeeld, als een leverancier en een afnemer overeenkomen over een betalingstermijn van 45 dagen, terwijl het 30 dagen moet zijn.”

En die grijze lijst?

De grijze lijst bevat zes praktijken die op zich ook verboden zijn, behalve als de afnemer en leverancier dit duidelijk onderling overeengekomen zijn. De leverancier zal transparante informatie moeten krijgen om een doordachte beslissing te kunnen nemen. Wat de partijen overeenkomen moet ook duidelijk en ondubbelzinnig in het leveringscontract opgenomen zijn. Bijvoorbeeld: de afnemer vraagt de leverancier om de kosten van een promotieactie mee te dragen. Dat kan onder bepaalde voorwaarden gedefinieerd in de  wet, maar het is dus niet voldoende voor de klant om er van uit te gaan dat zijn leverancier weet wat bepaalde afspraken inhouden. De leverancier zal, bij wijze van spreken, een offerte moeten krijgen van de kosten van de promotieactie.”

Wanneer heb je te maken met een oneerlijke marktpraktijk?
•  Ze wijkt af van een goed handelsgedrag
•  Ze is in strijd met de goede trouw
•  Ze behandelt je niet op een eerlijke manier
•  Ze wordt je eenzijdig opgelegd

Wie wordt er dan effectief beschermd door die UTP-wet?

“De UTP-wet beschermt enkel de kleine en middelgrote leveranciers met een jaarlijkse omzet van maximaal 350 miljoen euro. Dit omzetcijfer is het jaarlijks geconsolideerd omzetcijfer, niet het nationaal omzetcijfer. Die grens betekent helaas ook dat bepaalde leveranciers (nog) niet beschermd zijn. Stel dat je een Belgische onderneming bent met een jaaromzet van 100 miljoen euro en lid bent van een groep met een jaaromzet van 500 miljoen euro, dan kan je geen gebruik maken van de UTP-wet. Er is wel een uitzondering voorzien voor de erkende producenten organisaties die over die drempel van 350 miljoen euro mogen en toch beschermd zijn.”

Iedereen is dus niet op dezelfde voet? Over oneerlijk gesproken…

“Inderdaad. Bij Fevia vinden we dat elk bedrijf op dezelfde manier beschermd zou moeten worden want “unfair is unfair, no matter the size”. Het is een gemiste kans, waarom zou een praktijk die oneerlijk is voor een kleine leverancier, in beginsel eerlijk zijn voor een grote leverancier? Grotere leveranciers durven sneller een klacht in te dienen en voet bij stuk houden. Daarvan kunnen ook kleinere bedrijven profiteren. Een ander nadeel is dat sommige bedrijven een jaaromzet hebben die schommelt rond 350 miljoen euro. Het ene jaar zitten ze onder de drempel, een ander jaar erboven. Verdienen ze dan het ene jaar wel en het andere jaar geen bescherming? Bovendien zal een oneerlijke handelspraktijk altijd gevolgen hebben op alle schakels, groot en klein, door het cascade-effect.”

Wat kan een klein voedingsbedrijf praktisch doen dankzij de UTP-wet?

“Met de UTP-wet genieten (kleine en middelgrote) leveranciers van een extra bescherming omdat ze zich kunnen beroepen op die zwarte en grijze lijst bij hun commerciële onderhandelingen. Het eerste wat ik aanraad, is om de dialoog aan te gaan met je afnemer. Het feit dat er nu een specifieke wet bestaat die zwart op wit jouw rechten erkent zou de dialoog moeten vergemakkelijken. Werkt het niet, dan kan je anoniem en op een relatief eenvoudige manier een klacht indienen. Je doet dat online, via een klachtenformulier op de website van de FOD Economie.."

Hoe helpt Fevia?

“Met onze nieuwe wegwijzer eerlijke handelsrelaties wil Fevia haar leden een overzicht bieden van de beschikbare juridische middelen om zich tegen oneerlijke marktpraktijken te beschermen. In een eerste fase focust de wegwijzer eerlijke handelsrelaties op de UTP-wet. In een volgende fase zullen we de wegwijzer verder aanvullen met informatie over hoe ook grote bedrijven wettelijke bescherming genieten. Daarnaast nemen we als federatie regelmatig actie en gaan we in gesprek met de overheid en onze partners om eerlijke marktparktijken te promoten en onze leden met raad en daad te ondersteunen. Het is daarom belangrijk dat men ons de problemen op het terrein signaleert. Want pas dan kunnen we er iets aan doen.”