Studie Nationale Bank over de stijgende energieprijzen gaat zeer kort door de bocht

24.06.2022

In haar studie over de gevolgen van de stijging van de energieprijzen en de loonkosten concludeert de Nationale Bank van België dat de voedingsindustrie nauwelijks wordt getroffen. Voor Fevia is de conclusie eenvoudig: we nodigen de auteurs van de studie uit om eens te komen kijken hoe het er in onze sector werkelijk aan toe gaat!

De Nationale Bank bestudeert …

Tegen de achtergrond van forse gestegen energie- en grondstoffenprijzen richtte de federale regering op 14 maart 2022 een verzoek aan de Nationale Bank van België. Ze vroeg om tegen eind april de impact van de stijgende energieprijzen en lonen op de verschillende sectoren nader te onderzoeken. Op basis van deze analyse had de regering aangekondigd om, in overleg met de sociale partners, te willen onderzoeken welke politieke maatregelen kunnen worden overwogen, onder meer wat de energiefactuur betreft. De conclusies van de studie als zouden de bedrijven deze gestegen kosten grotendeels kunnen doorrekenen is helaas niet wat de getuigenissen van op het terrein ons leren. Bovendien heeft het Prijzenobservatorium (FOD Economie) duidelijk aangetoond dat een voedingsbedrijf die dicht bij de distributiekanalen naar de consumenten staat, het moeilijker zal hebben om de stijging van zijn productiekosten door te rekenen. Ten slotte moeten we benadrukken dat de voedingsindustrie tot de grotere energieverbruikers behoort en daarnaast ook arbeidsintensief is. Op basis van een diagonale lezing van de studie zou men kunnen besluiten dat er voor de voedingsindustrie geen enkel probleem is. De werkelijkheid is echt wel anders.

… maar slaat de bal mis

De Nationale Bank stelt vast dat de kleine bedrijven van de verwerkende nijverheid gemiddeld 77% van de stijging van de input kosten en 75% van de loonstijging kunnen doorschuiven naar hun klanten (resp. 78% en 65% voor een grote industrieel bedrijf). Dit betekent dat een kwart van de kostenstijging voor rekening van de bedrijven komt. Gezien dit betrekkelijk geringe aandeel verwacht de Nationale Bank echter dat de marges van de ondernemingen zullen krimpen, maar zij benadrukt dat deze ruimschoots toereikend zijn om een deel van de schok op te vangen.

De Nationale Bank geeft ook aan dat via de automatische indexering de stijging van de energieprijzen ook een effect op de lonen heeft. Arbeidsintensieve bedrijfstakken worden hier dus harder getroffen. De Nationale Bank stelt dat in het algemeen arbeidsintensieve bedrijfstakken een lage energie-intensiteit hebben en vice versa. De Nationale Bank trekt dus als conclusie dat slechts weinig sectoren zowel een sterke energieschok als een aanzienlijke loonschok ondervinden.

De studie schiet op zes vlakken vlakken tekort

Men kan op basis van de studie besluiten dat er niet echt problemen zijn voor de voedingsbedrijven. Deze conclusies zijn te kort door de bocht en onjuist.

  1.  Voedingsbedrijven zien immers naast de gestegen energieprijzen en loonkosten ook alle andere productiekosten (ingrediënten, verpakking, vervoer, enz.)  exponentieel stijgen. Een impactstudie moet een globale visie hebben, en dat is wat ontbreekt in deze studie waardoor je maar een half beeld krijgt van de werkelijkheid.
  2. Wegens onbeschikbaarheid van gegevens wordt de “pass-through”, d.w.z. het percentage van de kostenstijgingen dat in de verkoopprijs aan de klanten kan worden doorgerekend, voor alle industriële gelijk verondersteld. Dit is echter niet het geval. Zo kunnen voedingsbedrijven die aan supermarkten leveren, hun gestegen productiekosten slechts marginaal doorrekenen. In combinatie met de hierboven vermelde eerste hiatus betekent dit dat de marges van een aantal ondernemingen zeker niet toereikend zullen zijn om de inflatieschok op te vangen.
  3. De studie veronderstelt dat bedrijven bij een sterke prijsstijging van de energiekosten hun energieverbruik snel kunnen bijsturen door bepaalde stappen in het productieproces aan te passen of kunnen overschakelen op alternatieve energiebronnen. Dit is onrealistisch. Een gasoven voor de productie van koekjes kan niet plots overschakelen op biogas, waterstofgas of elektriciteit.
  4. Voor de aandelen van energie en de lonen op sectorniveau baseert de studie zich op de ramingen van interne bronnen. Deze ramingen voor het aardgasverbruik van de verschillende voedingssectoren lijkt ons laag. Zo is het aandeel van de bosbouw even groot als het aandeel van de vleesverwerkende industrie en als het aandeel van de visverwerkende industrie. Dit is zeker niet correct. En het is net de aardgasprijs waarvan de prijsstijging het meest uitgesproken is volgens de studie. Hierdoor heeft het aardgasverbruik een grote impact op de gestegen kosten.
  5. De studie hanteert een eigen definitie van energie-intensief en stelt deze gelijk met ETS-bedrijven. Niet ETS-bedrijven, waaronder zeer veel voedingsbedrijven, zijn volgens deze eigen interpretatie niet energie-intensief.  Energie-intensief is eigenlijk gedefinieerd als de verhouding van de energiekosten ten opzichte van de totale kosten van een bedrijf. Door een eigen definitie te hanteren creëert de Nationale Bank onbewust verwarring.
  6. De heterogeniteit binnen een sector neemt de studie ook niet mee. Op basis van eigen enquêtes merken we dat de gestegen kosten binnen een sector vaak belangrijkere verschillen vertonen dan tussen sectoren onderling. Dit heeft onder meer te maken met de aard van de contracten (vast, variabel, lange termijn,…). Sommige bedrijven met langer lopende contracten hebben minder last van de gestegen energieprijzen dan bedrijven met een variabel contract. Bij het nemen van ondersteuningsmechanismen is dit een belangrijk punt. Fevia vraagt daarom om vooral die bedrijven te helpen en te ondersteunen die hun energiefactuur sterk zagen toenemen, los van de sector waartoe ze behoren.

In de studie wordt uitgegaan van een gemiddelde stijging van de loonkosten per uur met 5,1%.  In werkelijkheid is het nu al veel hoger. De voedingsindustrie verwacht een indexering van 8,29% in januari 2023. Gezien het hoge aandeel van de loonkosten in de kostenstructuur van een voedingsbedrijf, zorgt dit voor bijkomende moeilijkheden. Gezien het grote aandeel van de loonkosten in de kostenstructuur van een voedingsbedrijf, zou dit wel eens de nekslag kunnen zijn.

Conclusie

Na een grondige analyse stelt Fevia vast dat de studie het probleem maar zeker ook de impact van de stijgende loonkosten en energieprijzen op voedingsbedrijven aanzienlijk onderschat. Enerzijds omdat de studie geen rekening houdt met de explosie van de kosten van al onze grondstoffen en anderzijds omdat de doorrekening van ongeveer 75 % absoluut niet opgaat voor de voedingsindustrie. Op basis van deze studie besluiten dat er geen probleem van gestegen kostenstijging is, is de waarheid geweld aandoen.