LDS
07.07.2025 Nieuws

10% minder food waste tegen 2030: mission possible?

Voedselverlies, food waste, nevenstromen, reststromen… De termen vliegen ons om de oren. Maar waarover gaat het nu écht? En waarom is het zo belangrijk? Europa legt binnenkort bindende reductiedoelstellingen op voor food waste, ook voor de voedingsindustrie. Een wel heel ambitieuze doelstelling… Wat betekent dat concreet? En hoe kunnen we er samen werk van maken?

Tussen schil en schap: wat valt er onder food waste?

Food waste. Voedselverlies. What’s in a name? Het lijkt misschien allemaal hetzelfde, maar achter die termen schuilt een wirwar aan definities, en die kennis is belangrijk om het probleem goed aan te pakken.

Voedselverlies slaat op alles wat bedoeld is om door mensen geconsumeerd te worden, maar dat uiteindelijk niet in je mond belandt. Denk aan een pot yoghurt die bij productie sneuvelt, een tomaat die tijdens het transport beschadigd geraakt of restjes die in de vuilnisbak belanden. Belangrijk hierbij: het gaat alleen om het eetbare deel.

Dan zijn er ook nog de nevenstromen: de delen van voedsel die we normaal niet opeten, zoals de schil van een banaan of de graten van een vis. Die zijn technisch gezien niet eetbaar, maar ze maken wél deel uit van de productie. Samen met het voedselverlies vormen ze de zogenaamde voedselreststromen. In een voedingsbedrijf slaat dit dus op alles wat overblijft na het verwerken van voedsel, eetbaar of niet.

En dan is er food waste zoals Europa het bedoelt. Die term kijkt niet naar wat je zou kunnen eten, maar naar wat uiteindelijk als afval wordt beschouwd. Of iets nu eetbaar was of niet, maakt daarbij niet uit. Belandt het in de vuilnisbak, wordt het vergist, verbrand of gecomposteerd? Dan is het food waste. Wordt het daarentegen nog gebruikt, als diervoeding of als grondstof in de biochemie, dan telt het niet mee als food waste (zelfs als het nog eetbaar is). Hierdoor overlappen de begrippen ‘voedselverlies’ en ‘food waste’ slechts gedeeltelijk, en belichten ze elk een ander luik van het probleem. 

Food waste NL

Klinkt dat verwarrend? Dat is het zeker ook. Vlaanderen en Fevia werken vooral met de term ‘voedselverlies’, omdat die focust op de eetbare verliezen. Wallonië en Europa volgen dan weer de definitie van ‘food waste’, die ook de niet-eetbare afvalstromen meetelt.

Waarom is het belangrijk om precies te weten waarover we spreken? Omdat cijfers pas echt iets zeggen als we goed begrijpen wat er meetelt. In Vlaanderen blijkt dat het grootste deel van de voedselreststromen (ongeveer 89%) niet-eetbaar is. En het merendeel daarvan krijgt een zeer nuttige toepassing: het wordt slim hergebruikt, voornamelijk als diervoeder. Slechts een klein deel van de voedselreststromen, zo’n 18%, eindigt echt als afval. Food waste is dus slechts een klein deel van het totaal, maar wél het deel dat Europa nu onder de loep neemt. De boodschap is daar: tegen 2030 moet food waste 10% lager liggen.

Europa wil minder food waste, en snel

Dit voorjaar bereikten de Europese instellingen een voorlopig akkoord over een herziening van de Kaderrichtlijn Afval. Lidstaten zullen reductiedoelstellingen moeten halen voor food waste. Voor de voedingsindustrie betekent dit een verplichte daling van 10% tegen 2030, ten opzichte van 2021-2023. Voor retail, horeca en huishoudens ligt de lat zelfs op 30%.

Voor de Belgische voedingsindustrie komt dat neer op een reductie van ongeveer 73.700 ton, aangezien de totale food waste in de sector in 2022 werd geschat op 737.000 ton. Een stevige uitdaging, zeker als je weet dat het hier niet om de volledige voedselreststromen gaat, maar enkel om het deel dat als afval wordt beschouwd.

Waarom die 10% moeilijker is dan je denkt

10% minder food waste tegen 2030. Dat klinkt haalbaar, toch? Maar achter dat schijnbaar bescheiden cijfer schuilt een stevige uitdaging. De voedingsindustrie werkt namelijk al jaren aan het beperken van haar verliezen en afval. Niet alleen uit zorg voor het milieu, maar ook uit economisch belang: wat je verliest, moet je dubbel betalen. Daardoor is het laaghangend fruit al lang geplukt, en wordt verdere winst boeken steeds moeilijker.

Bovendien zit het grootste deel van food waste niet in producten die je gewoon op je bord kunt leggen. Denk aan beenderen, schillen of klokhuizen uit productieprocessen: stromen die van nature niet-eetbaar zijn. Die zijn moeilijker opnieuw te gebruiken, laat staan te vermijden. Veel van die niet-eetbare reststromen worden vandaag trouwens al op een slimme manier ingezet. Dat betekent dat er weinig marge is om nog nieuwe toepassingen te vinden. Neem nu een stroom die vandaag als afval eindigt, bijvoorbeeld in compost of vergisting. Wil je daar een nuttigere bestemming voor vinden, zoals verwerking tot grondstof in de chemie, dan moet dat wettelijk ook kunnen én economisch haalbaar zijn. En dat is niet altijd zo.

Meer nog: bedrijven krijgen vanuit andere hoeken net de boodschap om hun stromen wel richting vergisting te sturen, omdat dat bijdraagt aan meer hernieuwbare energie en minder CO₂-uitstoot. Zo ontstaan tegenstrijdige signalen: de ene beleidsdoelstelling stuurt reststromen naar hergebruik (om de food waste te reduceren), de andere naar hernieuwbare energie (wat dus meer food waste betekent). Het resultaat? Bedrijven moeten kiezen tussen duurzaamheidsdoel A of duurzaamheidsdoel B.

En dan is er nog iets: de doelstelling is absoluut. Met andere woorden: zelfs als de voedingsindustrie groeit, wat ze ook doet, moet de nieuwe lagere tonnage food waste gehaald worden. De tonnage moet dus niet relatief dalen, maar in absolute tonnen. Groeit je productie, dan moet je nog efficiënter werken om dat verschil te compenseren. Zeker niet evident aangezien veel van de reststromen onvermijdelijk zijn.

Tot slot speelt ook meetbaarheid een rol. Cijfers over voedselreststromen zijn complex, en de foutenmarge is heel belangrijk. Zelfs als de sector alles eraan doet om food waste te verminderen, kan het zijn dat het verschil in de statistieken onvoldoende zichtbaar is. Dat maakt de doelstelling niet minder waardevol, maar wel des te uitdagender.

Haalbaar of niet, we moeten vooruit

“De lat ligt hoog. Wellicht te hoog, gezien de context. Maar dat ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid om te blijven inzetten op preventie, valorisatie en innovatie”, vat Liesje De Schamphelaire (Senior Environmental Affairs & Energy Advisor bij Fevia) samen. “De voedingsindustrie blijft alvast niet bij de pakken zitten. Want of de 10% nu perfect haalbaar is of niet: elke ton minder food waste telt. Voor het klimaat. Voor de economie. En voor de samenleving.”

Kortom: food waste terugdringen is geen eenvoudige taak, maar een collectieve opdracht. Met heldere definities, doordacht beleid en gedeelde inzet kunnen we meters maken richting een efficiëntere en duurzamere voedselketen.