- Nieuws
- De zin en onzin van bewerkte voeding
Voeding vult niet alleen onze mondjes, ook de media hebben er de mond vol van. (Ultra)bewerkte voeding wordt vaak in één adem genoemd met ‘ongezond’. Maar voeren we wel een debat dat de consument helpt bij het maken van gezondere keuzes? Eén ding is duidelijk na de dialoognamiddagen over bewerkte voeding: de nodige nuance ontbreekt. Hoog tijd om de polarisering de mond te snoeren en het woord te geven aan experts.
De terminologie ‘ultrabewerkte voeding’ duikt overal op, vaak als manier om de industriële bewerking van voeding in een negatief daglicht te zetten. Fevia organiseerde twee dialoognamiddagen over het thema, waarin een onderscheid werd gemaakt tussen emotie en wetenschap. We lieten voedingsexperten, middenveldorganisaties en overheidsinstanties aan het woord, en wat blijkt? Het discours is complex en vraagt nuances. Maar met een integrale en positieve aanpak, kan je samen met alle actoren overgewicht en obesitas aanpakken.
1. Het bewerken van voeding heeft nut
Het versnijden, vermalen, verhitten, fermenteren, … zijn allemaal vormen van voedingsbewerkingen. Het bewerken van (rauwe) voedingsmiddelen is essentieel om ervoor te zorgen dat voeding veilig, eetbaar en lekker is. Iets wat niemand in twijfel trekt, maar nog te vaak wordt vergeten.
“Graan moét je bewerken om ervan te kunnen eten. Je maakt de voedingsstoffen van graan beschikbaar door verwerking.” – Jan de Vries, Whole Grain Initiative
2. Geen duidelijke definitie van ‘ultrabewerkt’
Wanneer mag je een product ultrabewerkt noemen? Veel experts baseren zich op het NOVA-classificatiesysteem, waarbij producten worden opgedeeld volgens de mate van hun bewerking. Het systeem bestaat uit vier categorieën, die gaan van onbewerkte of minimaal bewerkte voeding in groep 1 tot ‘ultrabewerkte voeding’ of ‘ultra processed food’ in groep 4. NOVA houdt daarbij geen rekening met de nutritionele kwaliteit van voeding. Er bestaan ook andere classificaties, die evenzeer voor- en nadelen hebben.
“Voeg een bouillon toe aan de groentensoep die je thuis maakt en boem, je soep is ultrabewerkt.” - Nicolas Guggenbühl, Haute École Leonard de Vinci
Het NOVA-systeem is erkend door de FAO (Food and Agriculture Organization of the United Nations) en wordt gebruikt door verschillende onderzoeksgroepen. Maar toch blijft de definitie van zogenaamde ‘ultrabewerkte’ producten onduidelijk. Volgens onderzoek slagen zelfs voedingsspecialisten en voedingstechnologen er niet in om producten steeds in de juiste NOVA-categorie onder te brengen.
Bovendien worden in de vierde “ultrabewerkte” categorie een diverse groep van producten met een verschillende nutritionele kwaliteit allemaal op een hoopje gegooid, gaande van verpakt volkorenbrood en margarine tot koekjes, snoep en beleg. Die vierde categorie is zodanig heterogeen dat het effect op de gezondheid dat evenzeer is.
“Er bestaat nog geen consensus over het niveau van verwerking. Wat is dan het nut van classificeren? Daar is de wetenschap nog niet aan uit. Je moet met iets kunnen werken. Het systeem is proposal-based.” - Christophe Matthys, KULeuven
Meer weten over additieven? Lees het interview met professor Andreja Rajkovic van de UGent
3. De voedingswaarde overstijgt de mate van bewerking
Ligt de focus te hard op de mate van bewerking? Een causaal verband tussen de mate van voedingsbewerking en de negatieve invloed ervan op de gezondheid is niet wetenschappelijk bewezen. Onderzoeken naar zogenaamde ultrabewerkte voedingsmiddelen vinden alleen associaties.
Finaal is het vooral de nutritionele kwaliteit van een product die telt, niet de mate van bewerking. De consument moet voorrang geven aan volkoren graanproducten, groenten en fruit, noten en zaden, en peulvruchten. Met die voedingsprioriteiten van de Hoge Gezondheidsraad vallen de grootste gezondheidswinsten te rapen. De voedingsindustrie gaat dan ook aan de slag met deze aanbevelingen om de samenstelling van hun producten te blijven verbeteren.
“We moeten ons in eerste instantie richten op de voedingswaarde van producten, niet op de mate van verwerking.” – Yvan Larondelle, UCLouvain
4. Geen link tussen additieven en ultrabewerkte voeding
Weinig consumenten lijken te weten wat additieven, ofwel E-nummers, zijn en waarvoor ze dienen. In essentie zijn het stoffen die voedingsbedrijven met een welbepaalde functie toevoegen aan een product. Dit kan zijn als zoetstof, kleurstof, conserveermiddel, zuurteregelaar, antiklontermiddel, smaakversterker, enzovoort. Soms zijn dezelfde stoffen van nature ook aanwezig in allerlei voeding. Het E-nummer 330 bijvoorbeeld is citroenzuur dat ook voorkomt in citrusvruchten.
“Het toevoegen van een additief heeft een technologische functie en is een bewuste keuze. Laten we wegblijven van simplismen en voorrang geven aan het wetenschappelijk debat.” – Bruno De Meulenaer, UGent
Kortom, producenten voegen aan bepaalde producten additieven toe om de kwaliteit en de smaak op een langere termijn te kunnen garanderen. Wanneer je thuis iets bereidt, eet je dat kort nadien ook op. Met additieven kan je de houdbaarheid verlengen met dezelfde kwaliteit. Bovendien zegt de toevoeging van additieven niets over de verwerkingsgraad van een product.
“In bepaalde gevallen kan de producent nog additieven schrappen uit het product. Maar er bestaat geen systematische link tussen de mate van verwerking en additieven.” - Christophe Blecker, Université de Liège – Gembloux Agro-bio Tech
5. Kiezen voor een integrale aanpak
Hoe maken we van de gezondere keuzes ook de gemakkelijke keuzes? Consumenten maken hun eigen voedingskeuzes, maar hun kennis over voeding is onvoldoende.
“Een deel van de oplossing? We moeten focussen op kennis en knowhow door onze visie op voeding te verbreden, anders te koken (via batch cooking) of samen te koken via workshops of activiteiten zoals buurtkeukens of andere en nieuwe initiatieven.” - Tania di Calogero, Observatoire de la Santé du Hainaut
Een brede en positieve aanpak is cruciaal, willen we met alle actoren samen overgewicht en obesitas aanpakken.
“Je kan enerzijds inzetten op sensibilisering en communicatie maar da’s niet voldoende. Daarnaast heb je de voedselomgeving die moet aangepakt worden. Prijs, toegankelijkheid, nabijheid, marketing en reclame zijn ook belangrijke factoren die ertoe doen. Het gaat om een en-en-verhaal waarin veel actoren een rol spelen.” - Loes Neven, Gezond Leven
6. Ready, set, go?
Het is tijd om meer te investeren in gezondheid en preventie, met de steun van een moedig beleid. Tegelijk moeten we de consument van jongs af aan informeren over voeding, zodat de voedselgeletterdheid in ons land stijgt. Front-of-Pack labelling kan daarbij helpen, op voorwaarde dat het systeem correct wetenschappelijk onderbouwd is en juist wordt toegepast.
“We moeten een nieuw arsenaal aan maatregelen nemen. Vandaag bestaan er negen ministers die bevoegd zijn voor volksgezondheid en dat maakt het moeilijk. We investeren onvoldoende in preventie en gezonde voeding.” – Laurence Doughan, FOD Volksgezondheid
Naast de overheid heeft uiteraard ook de voedingsindustrie een rol te spelen. Via het Nutri-Pact engageren voedingsbedrijven zich om de nutritionele kwaliteit van hun producten te blijven verbeteren, met aandacht voor meer vezels, minder zout en minder suiker. Via het nudgingproject met Be4Life, moedigt de voedingssector de consument ook in winkels aan om te kiezen voor de gezondere keuzes. De sector blijft ook inzetten op een verantwoorde marketing naar kinderen, via de nieuwe reclamecode.
Meer weten over onze engagementen en hoe de industrie kijkt naar (ultra)bewerkte voeding? Lees het Fevia standpunt
De dialoognamiddagen verliepen constructief en zorgden voor de nodige kruisbestuivingen tussen de actoren. Wanneer je met respect naar elkaars mening luistert, kan dat alleen maar leiden tot nieuwe inzichten en samenwerkingen. We gaan ervoor en reiken alvast de hand uit voor nieuwe initiatieven.
Bekijk hier de foto’s van de Nederlandstalige en Franstalige dialoognamiddag.