Nee, voeding is niet te duur: ze wordt te weinig gewaardeerd
Ter gelegenheid van de maandelijkse prijsstudie van Test Aankoop meldde de pers, met een kleine nuance, een sterke prijsstijging van het winkelwagentje in supermarkten, wat de suggestie wekt dat sommige voedingsbedrijven hiervan zouden profiteren. Dit is een volledig foutieve kijk die alleen maar bijdraagt aan de perceptie dat voeding altijd maar goedkoper zou moeten zijn. Wat we allemaal nodig hebben, van de landbouwer tot de consument, is een betere waardering van onze voeding. Laten we teruggaan naar de essentie van de zaak.
Volgens Test Aankoop bedraagt de inflatie in supermarkten bijna 5%, terwijl Statbel slechts 2,04% rapporteert. Hoe verklaar je dat verschil? Een kwestie van methodologie: Test Aankoop kijkt naar een beperkt winkelmandje, Statbel naar het volledige voedingsaanbod, inclusief promoties en veranderend consumentengedrag.
Ja, de consument betaalt meer, maar niet te veel. De grondstofprijzen zijn de voorbije jaren fors gestegen. Deze prijsstijgingen zijn veel hoger dan wat de consument extra moet betalen. Dat betekent dat voedingsbedrijven zwaar getroffen zijn, met een aanzienlijke impact op hun winstgevendheid.
Dit ‘Robin Hood’-achtige en populistische discours, raakt kant noch wal. Volgens Test Aankoop zouden de multinationals de retailers verhinderen om zich te bevoorraden in het land waar de inkooppprijs – en dus de productiekosten – de laagste zijn, wat de prijs voor de consument zou doen stijgen.
Dit is fout: de Europese wetgeving verbiedt dat, op straffe van gigantische boetes;
Dit zou niet wenselijk zijn want het zou de achteruitgang betekenen voor de voedingsindustrie (en zijn leveranciers) in België;
Het is een aberratie: technisch, economisch, financieel, qua voedselbevoorrading én milieu;
Het is hypocriet: de prijzen van sommige huismerkproducten zijn bij ons duurder dan bij onze buren, terwijl de inkoopprijzen voor de leveranciers identiek zijn;
Het is populistisch: de geschatte winst – 2,40 euro per maand per inwoner – veronderstelt dat de retailers de prijsverlagingen volledig (100%) zouden doorgeven aan de consumenten. Geloof jij dat?
Consumenten besteden vandaag slechts 12,4% van hun budget aan voeding, tegenover 16,6% twintig jaar geleden. En retailers kopen steeds vaker in het buitenland. Dat zet onze Belgische landbouw, industrie en jobs onder druk.
Vergis je niet: twee methodologieën, twee verschillende resultaten
Volgens consumentenorganisatie Test Aankoop nadert de inflatie in de supermarkten de 5% in mei. De stijging die in januari 2025 begon, voor de vijfde achtereenvolgende maand, wordt hierdoor voortgezet: 3,29% in januari, 3,39% in februari, 3,97% in maart en 4,35% in april. Terwijl deze in december vorig jaar nog onder de 3% lag (2,81%).
Maar volgens Statbel, het statistiekbureau van de FOD Economie, is de voedselinflatie aanzienlijk lager en is ze zelfs gedaald: van 2,48% in april naar 2,04% in mei. De verklaring voor het verschil in inflatie ligt in de gebruikte methodologie:
Eerst en vooral gebruikt Statbel voornamelijk de scannerdata van supermarkten en vult deze gegevens aan met prijsopgaven bij bakkers en slagers, omdat zij nog steeds een aanzienlijk marktaandeel hebben. Terwijl Test Aankoop zich beperkt tot supermarkten en een steekproef van 3.500 producten, baseert Statbel zich op alle aangekochte voedingsmiddelen en dranken.
Ten tweede, Statbel omvat in elke productgroep het juiste marktaandeel van elk individueel product in de berekening. De prijs van een productgroep houdt dus rekening met de aanpassingen in het koopgedrag van een duurder product naar een goedkoper product binnen dezelfde categorie.
Tenslotte, de gegevens van Stabel houden rekening met de promoties, waar Belgen (te) dol op zijn, wat ook invloed heeft op het niveau van de prijsindex.
Ja, de consument betaalt meer maar niet te veel
Voor de producten die het meest in prijs zijn gestegen, wijst Test Aankoop op producten die chocolade bevatten: pure chocolade (+44%), melkchocolade (+44%) en chocoladekoekjes (+23%). Ook sinaasappelsap (+20%) en koffiepads en gemalen koffie komen daarin voor. Rundergehakt is ook sterk getroffen door een prijsstijging (+17%).
Deze stijgingen, waarvan sommige pijnlijk voor de consument, zijn slechts een relatief klein deel van de prijsstijgingen van grondstoffen die de producenten hebben moeten accepteren. Voor deze producten is de prijs van grondstoffen inderdaad geëxplodeerd tussen januari 2022 en december 2024:
- Cacao: +320%
- Sinaasappels: +242%
- Koffie: +47% (en nog +12% sinds december 2024)
- Rundsvlees (prijs karkas AS2): +19% (en nog +44% sinds december 2024)
Deze prijsstijgingen van de grondstoffen zijn dus veel hoger dan wat de consument extra moet betalen. Dit betekent dat voedingsbedrijven een groot deel van deze verhogingen voor hun rekening hebben genomen, met een belangrijke impact op hun rentabiliteit.
Toch ziet Test Aankoop de zaken anders, in een interview aan Sudinfo.be op 3 juni: "We staan voor een paradox: alle betrokkenen in de keten leggen ons uit dat ze niet genoeg verdienen, en toch blijven de prijzen voor de consumenten stijgen. De industrie en de spelers in de grote distributie hebben inderdaad hun moeilijkheden aangegeven vanwege steeds lagere marges en een markt die onder druk staat, terwijl de boeren al jaren veel te lage prijzen voor hun productie aan de kaak stellen. En om onregelmatigheden te benadrukken: bijvoorbeeld, frituurolie kost nog steeds 28% meer dan in april 2022, terwijl de prijzen van plantaardige oliën op de internationale markt sinds maart 2022 met 37% zijn gedaald.”
Laten we de werking van de keten van de agro-voedingssector sector ontleden om deze "inconsistentie" op te lossen en te proberen de consument met de producent te verzoenen. Tussen mei 2020 en maart 2022 is de prijs van plantaardige oliën met 224% gestegen.
De prijs voor de producenten volgde de stijgende trend met ongeveer 5 maanden vertraging: +97% tussen november 2020 en augustus 2022. En 4 maanden later weer is de prijs voor de consument geleidelijk gestegen: +67% tussen februari 2021 en december 2022.
Sinds hun pieken zijn de prijzen van plantaardige oliën inderdaad gedaald, zoals Test Aankoop aangeeft, met 37%, de prijs voor producenten is met 43% gedaald en de prijs voor consumenten met 7%.
Dus geen incoherentie, alleen een vertraging in de (gedeeltelijke) werking van prijsstijgingen en -dalingen in de keten, met steeds minder belangrijke schommelingen naarmate men "lager" in de keten gaat.
Grafiek: prijsoverdracht van oliën
David tegen Goliath, echt? En wat met de Europese aankoopcentrales van de retailers?
Het argument dat België, een klein land met een beperkte markt, de retail in een slechte onderhandelingspositie plaatst ten opzichte van grote multinationale bedrijven, is niet meer correct. Nog minder vandaag dan gisteren. De supermarktketens organiseren zich namelijk in Europese aankoopallianties.
Met de oprichting van Vasco International Trading dit jaar, zijn alle supermarkten actief in België nu aangesloten bij een Europese alliantie voor de aankoop van merkproducten en, in sommige gevallen, van private labels.
En de omzet van deze allianties is aanzienlijk hoger dan die van de grootste multinational op de Europese markt. De onderhandelingsmacht neigt dus nog meer naar de kant van de retailers.

Volgens de retailsector slagen grote multinationals erin om supermarkten te beletten hun producten tegen lagere prijzen aan te kopen in andere lidstaten van de Europese Unie, een praktijk die bekendstaat als Territorial Supply Contraints (TSC).
Leveranciers zouden bijvoorbeeld eisen dat handelaars hun producten kopen via hun Belgische dochteronderneming, waar de prijzen vaak hoger liggen dan in andere Europese landen. Dit heeft als gevolg dat de Belgische consument meer of te veel betaalt.
Dit “Robin Hood”-achtige en populistische discours raakt kant noch wal, omwille van deze vijf redenen:
- De Europese wetgeving verbiedt elke kunstmatige fragmentatie van de interne markt door fabrikanten. Supermarkten zijn vrij om zich te bevoorraden waar ze willen, op voorwaarde dat ze zelf de wetgeving rond etikettering, belastingen en andere verplichtingen naleven wanneer ze deze in het buitenland gekochte producten op de Belgische markt verkopen.
- Als we deze redenering volgen, dan zouden alle Europese supermarkten geneigd zijn zich te bevoorraden in het land waar de verkoopprijs van de producent - en dus de productiekosten - het laagst is (terwijl ze per land onderhandelen over promoties, afhankelijk van de lokale 'promotiecultuur'). Zoals iedereen weet, zou dit echter geenszins België zijn, vanwege de hogere loonkosten en energiekosten, onder andere. Voedingsbedrijven zouden zo het risico lopen hun productie uit België terug te trekken, wat ernstige gevolgen zou hebben voor de Belgische economie, werkgelegenheid en landbouw.
- Voedingsbedrijven kiezen en optimaliseren hun productielocaties met name op basis van de beschikbaarheid van lokale grondstoffen en logistieke beperkingen. Voor veel bedrijven zou het een afwijking zijn, zowel technisch als economisch-financieel of milieutechnisch, om in slechts één land te produceren waaruit de hele Europese markt bediend zou worden. En de voedselbevoorrading in ons land zou in gevaar terecht komen.
- Retailers zouden beter eerst voor hun eigen deur vegen. Ze beschuldigen de producenten ervan verschillende prijzen per land te hanteren, maar een snelle blik op de websites van de verschillende retailers toont aan dat, voor hetzelfde private label product, de prijzen verschillen voor een Belgische, Franse of Nederlandse consument. Waarom zouden de argumenten van de één niet ook voor de anderen gelden? Waarom zouden commerciële strategie, marktpositionering, concurrentie-intensiteit, koopkracht en de gewoontes van consumenten, enzovoort, exclusief zijn voor de distributeurs?
- Er wordt vaak verwezen naar de studie van de Europese Commissie waaruit blijkt dat Europese consumenten 14 miljard euro per jaar zouden kunnen besparen als supermarkten zouden aankopen in het land waar de verkoopprijs voor de producent het laagst is. Laten we de methodologische kant van de studie vergeten, die erkent vele vooroordelen te bevatten, en dit cijfer aannemen als correct. Deze miljarden euro's vertegenwoordigen in feite slechts 2,40 euro per maand per inwoner. En deze besparing zou nog veel lager kunnen zijn. Inderdaad, de studie specificeert duidelijk dat dit bedrag afhankelijk zal zijn van de mate waarin supermarkten deze besparing doorgeven aan de consumenten. En daar kunnen we bijna zeker van zijn dat dit niet 100% zal zijn.
Laten we samen opnieuw waarde geven aan onze voeding
De Belgische voedingsindustrie is een essentiële schakel in de voedselketen. 61% van de Belgische landbouwproductie wordt verwerkt door onze voedingsbedrijven. Bovendien komt 61% van de producten in de groothandel uit Belgische voedingsbedrijven.
Toch was dit laatste cijfer 10 jaar geleden nog veel hoger. In 2012 lag het rond de 70%. Vandaag de dag kopen retailers dus meer in het buitenland in, ongetwijfeld gedreven door een strijd om de laagste inkoopprijs.
Maar de consumenten hebben ook hun rol te spelen. In de afgelopen 20 jaar is voeding gedaald van 16,6 % naar slechts 12,4 % van de uitgaven in volume. Dit is de uitgavencategorie waarvan het aandeel in volume het meest is gedaald. Duidelijk is dat voeding wordt beschouwd als een variabele aanpassing in het budget van huishoudens.
Laten we de waarheid erkennen: wat we vandaag betalen voor ons voedsel is te weinig. En als we blijven trekken aan de keten (agro-voeding), zal deze uiteindelijk breken. De race naar de laagste prijs en het goedkoopste product kent geen winnaars.
We moeten daarom stoppen met het versterken van deze race door reducerende en partijdige uitspraken te doen en in plaats daarvan onze inspanningen bundelen om samen weer waarde te geven aan onze Belgische voeding en dranken.