“We moeten werken op verschillende werven om CO2-uitstoot te reduceren”

04.07.2022

De uitstoot van broeikasgassen moet serieus naar omlaag. Waar de focus voor de Belgische voedingsindustrie vroeger lag op energie-efficiëntie, gaat het vandaag ook om het significant verlagen van de CO2-uitstoot. Hoe kunnen voedingsbedrijven vandaag nog meer hun steentje bijdragen aan de klimaat- en energie-uitdagingen? Wij vroegen het aan 2 experten. Aan de ene kant van de tafel: Pascal Vermeulen, Managing Partner van CLIMACT. Aan de andere kant: Tom Quintelier, onze Environmental Affairs & Energy Advisor met meer dan 15 jaar ervaring in de sector.

Welkom heren. Vertel, wat is de situatie vandaag? 

Pascal: “We leven in wereld waarin de bevolking toeneemt, de ongelijkheid groter wordt, de klimaatopwarming, ook in ons land, heel zichtbaar wordt, en dat in combinatie met geopolitieke spanningen. Het wordt hoog tijd om effectieve maatregelen te treffen in de verschillende sectoren, inclusief de landbouw en de voedingsindustrie.”

Tom: “Om de klimaatopwarming tegen te gaan, wil Europa met de Green Deal tegen 2030 de broeikasgassenemissies met minstens 55% verminderen. Als voedingsindustrie dragen we hiertoe bij door de CO2-uitstoot van onze activiteiten en van het hele voedingssysteem verder te verlagen.”

Pascal: “Geen evidente opdracht dus, gezien de context. Bovendien kan de sector dat niet alleen. Het kan enkel slagen vanuit een breed gedragen samenwerking tussen alle schakels in de keten. Van boer tot consument.”

Welke inspanningen leveren voedingsbedrijven al?

Tom: “Onze bedrijven, groot en klein, investeren al jaren in energie-efficiënte maatregelen om hun processen verder te optimaliseren. Meer dan 160 voedingsbedrijven nemen deel aan de regionale vrijwillige energieakkoorden in Wallonië en in Vlaanderen. Vanaf 2023 moeten ook, in Vlaanderen, de kleinere bedrijven energie-audits doen en maatregelen nemen.

Verder compenseren sommige voedingsbedrijven hun resterende CO2-emissies door klimaatprojecten te steunen in het buitenland. Maar we willen als sector vooral lokale koolstofcompensatieprojecten aanmoedigen en daarvoor samen met overheden en andere stakeholders een lokaal referentiesysteem uitwerken.”

Lees meer: “Compensatie CO2-uitstoot binnenkort in eigen land?”

Kunnen we nog andere pistes bewandelen?

Pascal: “Absoluut. Het laatste wat we mogen doen, is ons focussen op één aspect en kiezen voor verkeerde oplossingen. We moeten werken op verschillende werven. Naast energie-efficiënte maatregelen en compensatieprojecten, is het invoeren van een CO2-prijs ook een passend instrument. Door de juiste prijs te geven aan de uitstoot van broeikasgassen, steun je de transitie. Bij Climact zijn we terughoudend naar compensatiemechanismes die niet zorgen voor de juiste verandering en voldoende reducties, en dat door een verkeerde prijssignaal te hanteren.

Tom: “Het invoeren van een CO2-taks is een optie, op voorwaarde dat het geen platte taks wordt en deze minstens op Europees niveau en liefst op mondiale schaal wordt ingevoerd. De taks moet bedrijven stimuleren om voor alternatieven te kiezen. Maar deze alternatieven moeten uiteraard beschikbaar zijn. Je kan het gebruik van gas belasten, maar de alternatieven, het aanbod aan hernieuwbare elektriciteit dus, blijft momenteel beperkt. Plus, als er teveel zonne- of windenergie is, kunnen we die vandaag moeilijk opslaan. Waterstofgas maken met de ‘overtollige’ energie is een mogelijkheid, maar lijkt toch eerder beperkt. Daarnaast lopen er projecten rond batterijen, maar die staan nog niet op punt.”

Wat kan de consument doen?

Pascal: “Uiteraard moet de consument z’n steentje bijdragen. Zo kan de consument aankoopbeslissingen maken op basis van de CO2-uitstoot van voeding en dranken. Dan is het ook belangrijk dat een voedingsbedrijf voldoende en juiste productinformatie geeft. Als laatste zal ook de switch naar meer plantaardige voeding helpen in de strijd tegen de klimaatopwarming.”

Tom: “De vlees- en zuivelsector hebben ook belangrijke stappen gezet richting de eiwittransitie. Zo breidt de vleessector hun aanbod uit met hybride of plantaardige producten.

En de zuivelsector werkt onder andere met het Convenant Enterische Emissies aan een vermindering van de methaanuitstoot van runderen.

Maar de voedingsindustrie is geen voorstander van keuzes die zich enkel baseren op de CO2-uitstoot van voedingsproducten. We kijken vooral naar de Europese Product Environmental Footprint (PEF). Deze voetafdruk geeft, naast de CO2 impact, ook aandacht aan andere milieuaspecten zoals water.”

Kunnen we eenvoudig overstappen op hernieuwbare energie? 

Pascal: “Volgens de wetenschap moeten we nu wegstappen van het gebruik van fossiele brandstoffen, willen we voorkomen dat de gemiddelde temperatuur op aarde met meer dan 1,5 graad Celsius stijgt. Het is hoog tijd om de groene transitie te versnellen via gedragsaanpassing, regelgeving, innovatie, een koolstofprijs en ga zo maar door. Daarvoor kijken we ook naar de overheden om een stabiel kader uit te werken.”

Tom: “Klopt, beeld je maar eens in dat Rusland de gaskraan dichtdraait in de winter. Dat is een reëel scenario waarop we moeten anticiperen. Dat kan door over te schakelen naar alternatieve energiebronnen met een voldoende bevoorrading. Alleen is dat niet zo eenvoudig, omdat er vandaag nog niet echt technologieën bestaan om bedrijven te helpen. Industriële warmtepompen zijn een technologie waarin we geloven, maar die staan nog niet op punt.”

Waarom ziet de sector heil in warmtepompen?

Tom: “Warmtepompen bestaan al jaar en dag, maar ik heb het over de vernieuwde versies. Deze warmtepomp hergebruikt restwarmte en verhit die tot 120 graden of meer. Die werken liefst op hernieuwbare elektriciteit. Wat goed is, want we willen namelijk de switch maken van gas naar hernieuwbare elektriciteit. Maar de technologie voor de industriële warmtepomp is nog niet marktrijp, en daar knelt het schoentje. We hebben dringend nood aan pilootprojecten om deze veelbelovende technologie te testen in de praktijk. Momenteel loopt er hierrond onder andere een proefproject bij de Tiense Suikerraffinaderij.”

Hebben grote bedrijven een andere aanpak nodig dan kmo’s? 

Pascal: “Ik zie hier vooral een wisselwerking. Grote bedrijven kunnen hun good practices doorgeven aan kmo’s en aan de allerkleinste bedrijven. Want het productieproces blijft hetzelfde, ongeacht de grootte van een voedingsbedrijf. Het gaat vooral om tijd, mensen, visie en middelen.”

Tom: “Vanuit Fevia hebben we een project gelanceerd voor de allerkleinste bedrijven. De good practices van de energiebeleidsovereenkomsten hebben we samengevat in een lijst van maatregelen die ook de allerkleinste bedrijven kunnen nemen. Het gaat hier echt om het laaghangend fruit, denk aan het isoleren van de leidingen, LED verlichting, of perslucht lekken.”